betreft maakt het weinig uit of het gaat om een bedrag
van ruim f. 1 miljoen of een bedrag van ruim
f. 900.000,-.
De baileybrug is een heel andere zaak. Die mogelijkheid
is destijds in verband met het creëren van een onveilige
situatie afgewezen. De aanleg van een baileybrug kost
f. 110.000,— en f. 1.250,— per maand. De zaak zal op
nieuw moeten worden aangekaart, wanneer men alsnog
voor een baileybrug wil kiezen. Er is destijds gekozen
voor de aanleg van een tunnel. Vervolgens is door
iedereen bewust gekozen voor een tunnel op plaats B.
Met betrekking tot het stuk wordt hierna besloten
overeenkomstig hetgeen daaromtrent door burgemees
ter en wethouders is voorgesteld,
j. Brief d.d. 11 januari 1978 van de Woningbouwvere
niging ,,St. Joseph" te Soest inzake de Molenstraat
e.o. met voorstel te antwoorden overeenkomstig de
bij de stukken ter inzage gelegde ontwerp-brief.
De VOORZITTER: Ik stel voor deze brief te behan
delen na het op de raadsagenda vermelde punt 32.
Het stuk wordt aangehouden.
k. Brief d.d. 9 juni 1978 van de Wijkraad Soesterberg
over geluidshinder van rijksweg 223 met voorstel de
ze brief te beantwoorden overeenkomstig de ter inza
ge gelegde ontwerp-brief.
De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! Op bladzij
de 2 van het concept-antwoord schrijft het college on
der meer:
„Voorts zou het inwilligen van uw verzoek ten aan
zien van de geluidshinder van het wegverkeer prece
denten scheppen ten aanzien van andere wegen in
Soest."
Dat kan wel zijn, maar wanneer er andere wegen in
Soest zijn die ook veel geluidshinder voor de omwo
nenden opleveren, zal moeten worden bekeken of
het ook in die gevallen mogelijk is de geluidshinder te
verminderen, ik vind het spreken over het scheppen
van precedenten een beetje overdreven. Ik zou be
doelde zinsnede dan ook willen schrappen.
De heer GOOTE: Mevrouw de voorzitter! Met het
college meen ik dat het verstandiger is de mogelijkhe
den van de wetgeving af te wachten hoe vervelend dat
ook voor de bewoners kan zijn. Het verdient geen aan
beveling om op dit moment eigen normen te ontwik
kelen en te hanteren. Op welke termijn kan een derge
lijke wetgeving tegemoet worden gezien?
De VOORZITTER: Er is een wetsontwerp met betrek
king tot de geluidshinder in behandeling. Ik meen dat
men aan het voorlopig verslag toe is en het zal dus nog
wel even duren voordat het wetsontwerp wet is gewor
den. De materie is uitermate moeilijk en bij de oplos
sing van de problemen kan een heleboel geld gemoeid
zijn. Afgezet tegen Bestek '81 heb ik het gevoel dat die
wetgeving nog wel even op zich kan laten wachten.
Met de heer Goote menen wij dat wij de wetgeving
moeten afwachten, want -wij zullen - wanneer wij op
de wetgeving vooruitlopen - alle wegen die geluidshin
der geven moeten aanpakken. Wanneer de raad dat
noodzakelijk zou achten, zullen wij ook dat punt op
de prioriteitenlijst moeten zetten. Ik meen echter dat
de raad beter kan wachten tot de wettelijke normen
bekend zijn. Wie dan zal moeten betalen is vers twee.
Wanneer wij wachten op de wet hebben wij tenminste
een stuk waaraan wij ons kunnen vastklampen.
Met betrekking tot het stuk wordt hierna besloten
overeenkomstig hetgeen daaromtrent door burgemees
ter en wethouders is voorgesteld.
1. Brief d.d. 17 maart 1978 van de Werkgroep Leefmilieu
Soest inzake de ondernemersenquete, met voorstel de
ze brief te beantwoorden overeenkomstig de ter inza
ge gelegde ontwerp-brief.
De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! Op bladzij
de 1 van het concept-antwoord schrijft het college dat
met belangstelling kennis is genomen van de argumen
ten. Het college gaat echter helemaal niet in op die ar
gumenten. Het college weerlegt niets, het bestrijdt
niets, het toont niets aan en het zegt niet dat iets niet
waar is. Het college schrijft alleen maar dat kennis is
genomen van de argumenten. Ik vind dat de brief
schrijvers een dergelijk antwoord niet verdienen.
Op bladzijde 2 van het concept-antwoord schrijft het
college onder meer:
„Wij willen nog opmerken dat wij bij de ondernemers
in Soest toch meer mondigheid veronderstellen dan u
uit uw brief laat blijken".
Die zinsnede slaat mijns inziens nergens op; ik heb he
lemaal niet begrepen dat de Werkgroep Leefmilieu
Soest in haar brief onmondigheid bij de Soester on
dernemers veronderstelt. Ik vind dat die zinsnede uit
het concept-antwoord moet worden geschrapt.
Wanneer het college niet van plan is verder in te gaan
op de argumenten zal ik niet met het concept-ant
woord akkoord gaan.
De VOORZITTER: Dames en heren! De cijfers zijn al
heel vaak uitgewisseld en het college gevoelt dan ook
in het geheel niet meer de behoefte om de cijfers nog
eens op tafel te leggen. Reeds vele malen hebben wij
papieren gehad van de Werkgroep Leefmilieu Soest
met altijd weer dezelfde opmerkingen over de cijfers
van de p.p.d., over onze cijfers etc, Ik meen dat ge
noemde werkgroep volkomen op de hoogte is van on
ze argumenten en van de verschillen van inzicht die
blijkbaar nog altijd bestaan.
De heer Visser heeft een opmerking gemaakt over
mondigheid en onmondigheid. De brief van de werk
groep is reeds erg lang geleden binnengekomen en het
concept-antwoord hebben wij naar ik meen twee
maanden geleden in het college behandeld. Het lijkt
mij moeilijk om dat antwoord nu met ons allen te
gaan bestuderen. Ik beloof de heer Visser dat wij zul
len bekijken waarop die opmerking slaat. Die zinsne
de zal worden verwijderd, wanneer blijkt, dat er ten
onrechte over onmondigheid wordt gesproken.
Met betrekking tot het stuk wordt hierna, met inacht
neming van de opmerkingen van de voorzitter, beslo
ten overeenkomstig hetgeen daaromtrent door burge
meester en wethouders is voorgesteld,
o. Brieven d.d. 18 april 1978 respectievelijk 5 mei
1978 van de Bewonerscommissie Honsbergen en de
Stichting Federatieve Raad voor het Bejaardenwerk
Soest inzake het openbaar vervoer, met voorstel te
antwoorden overeenkomstig de ter inzage gelegde
ontwerp-brief.
Mevrouw ORANJE-ENTINK: Mevrouw de voorzit
ter! Het concept-antwoord - gericht aan de Bewo
nerscommissie Honsbergen en de Stichting Federatie
ve Raad voor het Bejaardenwerk Soest - stelt mij zeer
teleur en mij niet alleen. Reeds bij de bouw van de
229 wooneenheden voor ouderen heb ik bepleit ge
volg te geven aan de veel gehoorde kreet de oudere
mens zich zo lang als mogelijk is in eigen omgeving te
handhaven. Door openbaar vervoer wordt de mobili
teit in gunstige zin beïnvloed; financieel is dit gesti
muleerd door de Pas 65 en de 65+-treinkaarten.