essentieel is en wij vinden dat de toevoeging van de
functie wonen aan die twee wijkwinkelcentra het plan
alleen maar heeft versterkt. Wij verschillen hierin niet
van mening met het college. Ieder plan zal een af
zwakking van de definitieve structuur van Soest bete
kenen. De toezegging van het college om op korte
termijn met voorstellen te komen voor een ander be
leid ten aanzien van de winkel- en bestuurlijke voorzie
ningen kunnen wij dan ook niet anders interpreteren
dan een poging om toch nog iets te maken waarbij -
naar onze verwachting - de tijd waarop realisatie mo
gelijk is gerelateerd aan de maatschappelijke haal
baarheid bepalend zal zijn voor de stedebouwkundige
kwaliteit van het plan. Dit feit vervult ons met zorg
vooral omdat - zoals het college ook zelf opmerkt -
een raadhuis, een politiebureau en een winkelcentrum
(wanneer die eenmaal ergens staan) voor zeer lange tijd
een bepalende factor in de stedebouwkundige, maat
schappelijke en economische structuur zal zijn.
Uit de vijf overwegingen die het college tot het onder
havige voorstel hebben gebracht, volgt de maatschap
pelijke onhaalbaarheid van het plan. Wij willen deze
overwegingen gedeeltelijk volgen, doch wij kunnen er
niet dezelfde conclusie uit trekken. De ruim 5.000
bezwaarschriften die tegen het plan zijn ingediend,
hebben natuurlijk indruk gemaakt. Wij zijn echter van
oordeel dat niet alleen de kwantiteit, maar zeer zeker
ook de kwaliteit van de bezwaren van belang is bij
een waarde-oordeel over het collectieve bezwaar. Het
overgrote deel van de bezwaren werd weergegeven
door de ingevulde, voorgedrukte bezwaarschriften.
Geen van de daarin genoemde bezwaren mocht bij
ons gewicht in de schaal leggen. Van groter belang is
de sfeer die werd gewekt in de bevolking door het ac
centueren van emotioneel gevoelige, doch niet rele
vante aspecten, zoals de grootschaligheid (termen als
kathedrale bouw werden gebruikt en een vergelijking
met Hoog Catharijne werd gemaakt), de aantasting van
de Eng (daarbij werd de Centrumweg genoemd of het
opkruipeffect dat wetmatig inherent zou zijn aan
winkelcentra) en de aantasting van het natuurschoon
in het plangebied (het plan is juist gericht op het inte
greren van de bestaande bomen en houtwallen in de
bebouwing). Het is duidelijk dat in deze hetze-achtige
sfeer velen bereid bleken om de indringend gepresen
teerde voorgedrukte bezwaarschriften in te vullen,
daarbij zich tevens uitsprekend voor het Soe-STER-
plan, zonder dat in vele gevallen bestudering en verge
lijking van beide plannen hieraan voorafging.
Voorts zijn velen van mening dat er helemaal niets
moet gebeuren. Soest moet blijven zoals het nu is. Er
zijn geen verkeersproblemen (en die zullen er ook niet
komen); er behoeft geen winkelbeleid te worden ge
voerd (laat de winkels maar zo); het ambtelijke appa
raat zit nu toch ook ergens (laat ze maar rustig zitten
zo). Wij menen dat deze progressieve houding ook geen
wezenlijk gewicht in de schaal van bezwaren kan leg
gen.
Een klein aantal bezwaren was van meer principieel
fundamentele aard of richtte zich tegen een aantas
ting van persoonlijke belangen en hiermede is - voor
zover mogelijk - rekening gehouden of de bezwaren
zijn weerlegd.
Hoewel dus het aantal bezwaarschriften - dank zij
een professioneel gevoerde en goed gefinancierde ac
tie - indrukwekkend is, kan de kwaliteit van de bezwa
ren geen indruk op ons maken. De enquete die door de
P.U.S.W. op verzoek van de inspraakgroep onder de
bevolking werd gehouden, toont duidelijk aan, dat de
vrees voor aantasting van het natuurschoon het be
langrijkste argument is geweest bij de afwijzing van
het gemeenteplan en de keuze van een alternatief. Op
vallend is ook dat voornamelijk de bevolking uit
Soest-Noord de koppeling afwijst.
Wat ons verder opvalt is de rol die de pers als infor
matieverstrekker hierbij heeft gespeeld. De wijze
waarop de actievoerders tegen de gemeentelijke plan
nen de pers hebben kunnen gebruiken, sterkt ons in
de mening dat de sfeer van polarisatie en emotionali
teit die over dit onderwerp is ontstaan (en die gedu
rende de enquetering reeds geruime tijd bestond),
mede van invloed is geweest op de wijze waarop de
enquete is ingevuld. Wij menen dat de nadruk die
door de actievoerders is gelegd op de aantasting van
het natuurschoon door de realisering van het gemeen
teplan, onevenredig veel gewicht in de schaal heeft ge
legd, té emotioneel werd gepresenteerd en té nadruk
kelijk suggereerde, dat de Eng zelf zou worden be
bouwd, waardoor de waarde van dit argument om
het plan af te wijzen onbetrouwbaar wordt. Het feit
dat de meerderheid van de inspraakgroep bestond uit
verklaarde tegenstanders van de gemeentelijke plan
nen hield voor ons de zekerheid in dat de inspraak
groep met een negatief advies aan de raad zou ko
men.
De vierde overweging onderschrijven wij. Wij achten
de vijfde overweging van het college (gedeputeerde
staten zullen geen verklaring van geen bezwaar ex ar
tikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening wil
len afgeven) eveneens juist, mede gezien het feit dat
gedeputeerde staten zulks voor het Slangebosje even
eens weigerden. Dat is echter een zaak die ter beoor
deling van gedeputeerde staten zelf is, tenzij het col
lege over informatie beschikt waaruit kan worden
opgemaakt dat de maatschappelijke uitvoerbaarheid
wordt gerelateerd aan een bepaald aantal bezwaar
schriften.
Onze fractie geeft er de voorkeur aan om ook een an
der aspect bij de maatschappelijke haalbaarheid te
betrekken. In het overleg met de leden van de afde
ling van de V. V.D, bij het opstellen van het verkie
zingsprogramma is het controversionele onderwerp
van het centrum onderwerp geweest van heftige dis
cussies, zoals ook bij de andere politieke partijen.
Wij hebben bewust gekozen voor een duidelijke stel
lingneming, wetende dat hierdoor stemmen verloren
zouden kunnen gaan. Het centrum is hierdoor een
duidelijk omstreden verkiezingspunt geworden. Wij
realiseerden ons reeds toen dat de bezwaren tegen dit
plan groot en talrijk zouden worden Wij achten het
duidelijk dat de bevolking zich bij haar keuze voor
de samenstelling van de raad 1978-1982 mede heeft
laten leiden door de standpunten die door de poli
tieke partijen ten aanzien van het centrum zijn inge
nomen. Wij vinden dat de verkiezingsuitslag betrok
ken dient te worden bij de beoordeling inzake de
maatschappelijke onhaalbaarheid van dit plan en dat
dit een betere maatstaf is dan de som van de bezwaar
schriften die door een daartoe gemanipuleerde bevol
king zijn ingediend. Wij vinden ook dat wij daarop
recht hebben, omdat wij als V.V.D. bewust het risico
van een verkiezingsnederlaag hebben aanvaard. Daarom
wijzen wij het collegevoorstel af.