bereidingsbescherming vervalt bij overschrijding van die termijnen. Dit punt is des te meer van betekenis, omdat tot nu toe de aangehouden deadline van no vember een zeer belangrijke rol heeft gespeeld in de stellingneming. Ook het college gaat in de stukken uit van november als uiterste datum waarop de raad kan beslissen. Dat blijkt onder meer uit het onderhavige voorstel en ook uit de brief van het college ter beant woording van de vragen van de commissie ad hoe. Dit punt is van wezenlijk belang voor de beantwoording van de vraag of deze raad of de nieuwe raad dient te beslissen. Het zal het college bekend zijn dat ik als eni ge in de vergadering van de commissie ruimtelijke orde ning op 25 juli jl. het collegestandpunt (het plan laten vallen) heb ondersteund. Mijn voornaamste overwe ging is daarbij toen geweest dat de maatschappelijke onuitvoerbaarheid vaststaat en dat ik, gezien de be perkte beschikbare tijdsspanne tot november, geen mogelijkheid zag om daarin ook maar enige wijziging aan te brengen. Op basis van deze overweging (ge steund overigens door andere overwegingen) leek een volgen van het standpunt van het college in de rede te liggen. Nu ons evenwel aanzienlijk meer tijd is gege ven, meen ik dat de beslissing inzake dit plan aan de nieuwe raad dient te worden gelaten. De nieuwe raad kan dan de tijd nemen om deze zaak op een rustige wijze te behandelen en nader onderzoek in te stellen. De twee andere aanwezige leden van mijn fractie stemmen niet in met mijn standpunt. Zij zijn van oor deel dat de maatschappelijke onuitvoerbaarheid van het plan vaststaat en dat verdere discussie - onder an dere met de Soe-STER-plangroep - niet tot een andere conclusie zal leiden, ook niet indien daarvoor meer tijd beschikbaar is dan tot november a.s. Zij menen voorts dat, waar dit plan een zo grote mate van te genstand en verdeeldheid onder de bevolking heeft teweeggebracht, het niet vaststellen van het plan door deze raad te prefereren valt, opdat de nieuwe raad en het nieuwe college met een schone lei kunnen begin nen. Ik acht het tijdstip om deze conclusie nu reeds te trekken te vroeg, mede gezien het grote belang van de ze zaak. Wanneer de raad in meerderheid het stand punt van mijn fractieleden zou volgen (ik begrijp dat daartoe aanleiding bestaat), is het mijns inziens ver standig om te komen tot een nadere uitwerking van een aantal punten, zodat op verdergaande wijze dan tot nu toe het geval is aan de geuite bezwaren kan worden tegemoet gekomen. Ik denk daarbij aan een aantal zaken. In de eerste plaats een nadere uitwer king van het advies van de commissie ad hoe. Deze commissie heeft zich nl. mijns inziens terecht gebon den geacht aan de afspraak, dat het advies vóór 17 augustus beschikbaar diende te zijn. Door deze be perking in de tijd evenwel was een meer volledige ver gelijking tussen Centrumplan en Soe-STER-plan niet mogelijk. In hun antwoord (van 14 juli jl.) op vragen van de commissie ad hoe stellen burgemeester en wet houders eveneens, dat vóór november een uitwerking niet mogelijk was. Nu ons meer tijd is gegeven, kan die vergelijking alsnog verder worden uitgewerkt. Ik denk daarbij ook aan inschakeling van het bureau Ste- renberg. Uit de reactie van de coördinatiegroep Soe- STER-plan op het advies van de commissie ad hoe blükt, dat deze groep positief staat tegenover een der gelijke uitwerking (met inschakeling van genoemd bu reau). Dat handvat zouden wij voor een verdere dis cussie moeten aanvatten. In de tweede plaats dient nader te worden uitgediept de vergelijking tussen de twee wijkwinkelcentra uit het gemeentelijke concept en de drie wijkcentra uit het Soe-STER-plan. Dit is mogelijk met inschakeling van met name het C.I.M.K. (misschien door middel van een nieuw distributie-planologisch onderzoek of wan neer dat niet nodig is door bewerking van het reeds vele voorhanden zijnde materiaal). Andere punten kunnen eveneens in die uitwerking in de discussies worden betrokken Te denken valt daar bij aan de verkeersproblematiek. Veel bezwaren tegen het Centrumplan zijn immers geen bezwaren tegen dit plan, maar tegen de Centrum weg. Voor genoemde punten zou de nieuwe raad zich de tijd dienen te gunnen alvorens tot een beslissing te ko men over dit plan. Deze beslissing zal dan gefundeerder kunnen geschieden dan heden het geval is. Thans het winkelbeleid. In de overigens voortreffelijke nota van burgemeester en wethouders inzake de be zwaarschriften brengen zij tot uitdrukking, dat het be leid erop zal zijn gericht de status van de Van Weede- straat te handhaven en te verbeteren De mogelijkhe den om de huidige stedebouwkundige beperkingen - waar dat redelijkerwijze mogelijk is - ongedaan te maken, zullen nader door het college worden onder zocht. Wij juichen dit standpunt van harte toe. Onzes inziens dient deze beleidsombuiging evenwel verder te gaan; wij menen dat ook de aan de Soesterbergse- straat gelegen bedrijven in deze heroverweging dienen te worden betrokken. Hetzelfde geldt voor het beleid ten aanzien van de winkelbedrijven, zoals dat voorge nomen is in het bestemmingsplan voorbereiding Soest- Midden en evenzo bij de gespreide vestigingen. Een dergelijke herziening van het winkelbeleid kan een zeer belangrijke rol spelen bij de totstandkoming van de beslissing van de nieuwe raad met betrekking tot het bestemmingsplan Centrum, doch ook afgedacht hiervan achten wij een uitspraak van college en raad in dezen van zeer groot belang. Ik meen dat de ge dachten van het C.D.A, en de V.V.D, in dezelfde rich ting gaan. Tenslotte wil ik trachten de stellingneming van mijn fractie kort samen te vatten De fractie heeft kennis genomen van het ontwerp-bestemmingsplan, het voor stel van het college, de nota over de bezwaarschriften, het advies van de commissie ad hoe, het Soe-STER- plan, de ingediende bezwaarschriften, het eindverslag van de inspraakgroep en alle overige stukken (waaron der ook het standpunt van de ondernemers en de reac ties daarop). Alle in het geding zijnde belangen hebben wij naar ons beste weten trachten af te wegen en op basis daarvan zijn twee fractieleden tot de slotsom ge komen, dat het bestemmingsplan Centrum niet moet worden vastgesteld en dat deze beslissing nu door de ze raad moet worden genomen Naar mijn mening is het nog te vroeg om tot een dergelijke conclusie te ko men in deze belangrijke zaak; ik meen dat er nog ruimte en tijd aanwezig zijn voor een verdere discussie en een verdere uitwerking van het plan, ook in verge lijking met het gestelde alternatief. Op grond hiervan vind ik dat de beslissing moet worden overgelaten aan de nieuwe raad, De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter' Even heb ik gedacht om vanavond maar helemaal niet te komen en om mijn vakantie aan de Vallee du Tarn - le paradis des pécheurs - met een week te verlengen, Met de zon, de wijn en het zingende water van de rivier waar ik vier weken heb geleefd als God in Frankrijk. Ik heb be grepen dat u mijn ansichtkaart hebt ontvangen.

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1978 | | pagina 176