Wij kunnen dan niet zeggen dat er sprake is van een
woonhuis.
De heer LANGE: Dan ben ik wat dit punt betreft he
lemaal gerustgesteld. Wij kunnen dan ook meegaan
met de door het college voorgestelde tekstwijziging.
Niet iedere winkel moet zich ongebreideld kunnen uit
breiden. Niettemin menen wij dat in ieder geval de
schijn moet worden vermeden, dat herplaatsing wordt
afgedwongen ten behoeve van een concentratiebeleid.
Ik vind in het voorstel van het college voldoende ga
ranties die het mogelijk maken genuanceerd in te sprin
gen.
Al hetgeen wij in het verre verleden en in het recente
verleden hebben gedaan met betrekking tot het Cen
trumplan is uitputtend en voldoende geweest. Ik ge
loof dan ook niet dat het noodzakelijk is om weer met
nieuwe onderzoekingen te gaan beginnen. Het is on-
zes inziens zaak dat er een besluit wordt genomen zo
als door ons wordt voorgesteld. De beslissing moet
worden genomen door de toekomstige raad met de
mogelijkheid om het overleg, indien dat wordt ge
wenst, open te houden. Het is daarbij zeer duidelijk
mijn bedoeling, dat de ondernemers zelf aan het
overleg deelnemen. De ondernemers zullen zich zelf
wat dynamischer en sterker moeten gaan opstellen,
omdat een aantal bezwaren is gericht op de slechte
concurrentiepositie die voor gespreide ondernemers
zou bestaan, wanneer een nieuw centrum zou worden
gebouwd. Het is de ondernemer zelf die hierover een
uitspraak moet doen; zelf zal hij een aantal van de ge
noemde argumenten moeten ontzenuwen. Dat zal op
een heel duidelijke wijze (onder meer door het in de
publiciteit brengen) moeten geschieden.
De V.V.D.-fractie blijft bij haar standpunt; de nieuwe
raad dient in een later stadium de gelegenheid te krij
gen een uitspraak te doen over het Centrumplan.
De heer GOOTE: Mevrouw de voorzitter! De twee
andere leden van de fractie zijn niet overtuigd van de
juistheid van het standpunt dat door verschillende
fracties naar voren is gebracht; beide leden blijven
dan ook het standpunt van het college steunen.
Ik ben niet overtuigd door het collegestandpunt.
Er is gesproken over het vooroverleg. Ik heb kennis
genomen van hetgeen u, mevrouw de voorzitter, daar
over hebt gezegd, maar ik blijf van mening dat in zo'n
belangrijke zaak een koppeling vooraf wenselijk was
geweest. Uiteraard heeft het college een eigen verant
woordelijkheid, maar in de relatie tussen raad en col
lege geloof ik dat het door mij bedoelde overleg een
gewone zaak zou zijn geweest.
Het college heeft ons blij gemaakt met diverse dode
mussen, zoals:
de goede elementen uit het Centrumplan zullen, na
dat wij het nu verwerpen, kunnen worden opgepakt
om te worden verwerkt in nieuwe plannen. Wat daar
mede wordt bedoeld is mij een raadsel, want het
kernpunt van dit plan is de koppeling. Wanneer wij
met het voorstel van het college akkoord gaan, zul
len wij die goede punten voor een lengte van jaren -
zo niet voor de eeuwigheid - kunnen vergeten. Het is
mij dan ook een raadsel wat het college verstaat onder
het integreren van de goede elementen.
Het college ziet geen enkel aanknopingspunt voor een
verdere discussie met de coördinatiegroep Soe-STER-
plan en anderen. Die aanknopingspunten zie ik wel.
De heer Van Poppelen heeft reeds gewezen op een
passage in de brief van 12 augustus jl. van de coördi
natiegroep waarin wordt gesproken over een modelver
gelijking. Ik heb niet de illusie dat wij helemaal tot el
kaar kunnen komen, maar er zijn zeer diverse bezwa
ren. Door het rustig bekijken van de zaak en door het
eventueel wel doen van nieuwe onderzoekingen zal
een aantal bezwaren op een betere wijze dan tot nu
toe is gebeurd kunnen worden weerlegd. Eén zo'n be
zwaar is bijvoorbeeld de verstedelijking. Door visuali
sering kan dat punt duidelijker worden gemaakt en
dan kan dat bezwaar veel beter worden gewogen.
Ik ben voorts van mening dat het college de kern van
de opmerkingen die rn het verleden over het winkel-
beleid zijn gemaakt, is ontgaan
De VOORZITTER: Neen hoor!
De heer GOOTE: Die indruk heb ik toch wel want de
kern van die opmerkingen ligt meer in het psycholo
gische vlak. Dat heeft vanavond ook weer doorgeklon
ken in de argumentatie van de heer Visser. Hij heeft
gezegd dat het collegebeleid van beperkingen aan
buurtwinkels ertoe leidt, dat die winkels worden' op
geheven. Bezwaren die tegen het Centrumplan naar
voren worden gebracht, duiden erop, dat velen me
nen dat het collegebeleid ertoe zal leiden dat een aan
tal winkels het loodje zal moeten leggen, Het gaat
niet inhoudelijk om x m2, maar om het aanbrengen
van een beleidswijziging, waardoor dat argument vol
strekt kan worden ontkracht en daardoor niet meer
kan worden gehanteerd Die kern mis ik in het verhaal
van het college en dat is onder andere een gevolg van
het feit dat het college de amendering van de heer De
Wilde niet geheel heeft overgenomen. Het college stelt
in zijn voorstel, dat aan een pand pas een winkelbe
stemming kan worden gegeven, wanneer dat pand ook
in het verleden een winkelbestemming heeft gehad.
Er zijn natuurlijk heel wat panden die in het verleden
nooit een winkelbestemming hebben gehad, maar die
wel dubbel en dwars een winkel zijn en die vallen hier
dus buiten.
De VOORZITTER: Die vallen onder het overgangs
recht; zij kunnen honderd jaar blijven bestaan.
De heer GOOTE: Jawel, maar die winkels worden be
perkt in hun mogelijkheden. Dat is dus de kern en
daarop richtte zich ook het amendement van de heer
De Wilde. In dat amendement zit duidelijk geen be
perking ingebakken. In dat amendement wordt alleen
gesteld dat beperking uitsluitend door hantering van
planologische argumenten in enge zin mogelijk is. Ik
dring er bij de andere fracties op aan om nog nader
op dit punt in te gaan. Het zou, met name uit psycho
logisch oogpunt een zeer goede zaak zijn om geheel te
handelen conform het amendement-De Wilde.
Terecht is opgemerkt dat de voorzitter van de P. v.d.
A.-fractie de datum van 17 november heeft genoemd.
Uiteraard ligt het op de weg van het college om na te
gaan of die informatie juist is. In dit geval was die in
formatie onvolledig, waardoor wij zijn afgegaan op on
volledige informatie.
Ik handhaaf mijn standpunt dat wij er goed aan zou
den doen om de beslissing aan de nieuwe raad over te
laten. Ik meen dat de nieuwe raad er goed aan zou
doen om de verdere procedure te bespreken in de
eerstvolgende vergadering van de commissie ruimtelij
ke ordening,
De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! Ik betwij
fel of wij nog wel tot een gesprek kunnen komen,
want vanavond is wel gebleken dat alleen niet meer
praten de enige oplossing is. De heer Van Poppelen