Vervolgens wordt op voorstel van de voorzitter overge gaan tot voorziening in de vierde vacature. Mevrouw GREEFHORST-VAN OVERDAM: Mevrouw de voorzitter! Namens mijn fractie stel ik de heer J.L. Menne kandidaat. Uitgebracht worden 26 stemmen, waarvan 1 op de heer J. Visser en 25 op de heer J.L. Menne, zodat deze is be noemd. De VOORZITTER vraagt hierna of mevrouw Van Stip- hout-Croonenberg en de heren Hoekstra, Menne en Plomp hun benoeming tot wethouder aannemen. Mevrouw VAN STIPHOUT-CROONENBERG en de he ren HOEKSTRA, MENNE en PLOMP beantwoorden deze vraag bevestigend. De VOORZITTER: Een woord van welkom tot de vier zojuist gekozen leden van het college. Het verheugt mij, dat het college weer voltallig is. Ik hoop dat de komende vier jaar in goed samenspel met de raad heel veel voor Soest zal kunnen gebeuren. 3 Verdeling door loting van de raad in 2 afdelingen in verband met de behandeling van de begroting 1979. De loting heeft op een zodanige wijze plaats dat de leden der verschillende commissies zoveel mogelijk over de af delingen worden verdeeld. De afdelingen worden als volgt samengesteld: EERSTE AFDELING: Voorzitter: Wethouder Menne. Leden: de heren Bolhuis, Oldenboom, Van Poppelen, Stam, Blaauw, Ebbers, mevrouw Korthuis-Elion, me vrouw Van Gelder-Cornelissen, de heren Van den Bra- kel, Visser, Jonker en Gerth. TWEEDE AFDELING: Voorzitter: Wethouder Hoekstra. Leden: de heren Van Logtenstein, Storimans, mevrouw Greefhorst-Van Overdam, de heer Verheus, mevrouw Blommers-Biezeno, de heren Onderdelinden, Bijen, Goo- te, Nuijten, mevrouw Tomassen-Holsheimer en mevrouw Allard-Knol. 4 Voorstel tot het vaststellen van de Verordening op de vaste commissies van advies en bijstand. De VOORZITTER: Dames en heren! In deze ontwerp verordening is helaas een onvolkomenheid geslopen, Van artikel 11, lid 3 moet de eerste zin worden geschrapt en worden vervangen door de zin „De vergaderingen worden in het openbaar gehouden". De heer VISSER: Mag ik uit de wijziging die u zojuist me dedeelt lezen, dat eigenlijk alles wordt geschrapt, behalve het zinnetje dat de vergaderingen in het openbaar worden gehouden? De VOORZITTER: Neen; ik wil u de definitieve tekst nog wel een keer voorlezen. De heer VISSER: Dat zou natuurlijk wel een verbetering zijn. De VOORZITTER: Lid 3 van artikel 11 begint aldus: „De vergaderingen worden in het openbaar gehouden" en daarna gaan wij verder met de zin die begint met de woorden „De deuren etc.". De heer VISSER: Over wat er dan verder komt wil ik graag iets zeggen. Die volgende zin („De deuren worden gesloten wanneer de voorzitter of twee leden dit verzoe ken") staat al zo'n 25 jaar in de verordening. Stel dat in een commissie het voorstel tot uitbreiding van het kerk hof op de Eng wordt behandeld. Het is mogelijk dat de voorzitter van de commissie vindt dat over dat voorstel niet in het openbaar behoeft te worden gesproken. Dan behoeft er maar een voorstel te komen om dat agenda punt in een besloten vergadering te behandelen (ik denk maar aan wat er in de commissie openbare werken en de commissie maatschappelijk werk is gebeurd; later is dat niet gebeurd in de financiële commissie); uit ervaring weet ik dat het de laatste vier jaar een aantal keren is gebeurd dat de deuren om onbegrijpelijke redenen werden geslo ten. In verband met het vorengestelde was ik bijzonder blij, dat de lijsttrekkers in de zeven uitgangspunten voor het beleid voor de komende vier jaar hebben afgesproken dat - ik citeer nu letterlijk het perscommuniqué - „alle raadscommissies worden openbaar, tenzij persoonlijke, financiële of veiligheidsbelangen zich daartegen verzet ten". Dat is een duidelijke stellingneming, niet afhanke lijk van een vooizitter die vindt dat de vergadering maar niet in het openbaar moet worden gehouden. De com missie gaat meestal akkoord met zo'n voorstel van de voorzitter. Het is trouwens heel gek dat daarover pas kan worden beslist wanneer de deuren zijn gesloten; ik vind dat in het openbaar moet worden beslist over de vraag of de deuren al dan niet dicht gaan, want dan kan je tenminste nog weglopen voordat de deuren dicht zijn. (Dat heb ik ook wel eens gedaan, omdat ik vond dat sommige dingen in de openbaarheid moesten wor den behandeld.) Ik vind dat wij het gestelde in het perscommuniqué pre cies moeten overnemen, want de lijsttrekkers zullen toch geen afspraak hebben gemaakt die zij maar meteen om zeep willen helpen. Over het meespreken van de mensen op de publieke tri bune tijdens commissievergaderingen hebben de lijsttrek kers vage afspraken gemaakt; ik vind dat daarover toch wel iets in de verordening moet worden opgenomen; de commissies kunnen dan een en ander zelf wel verder re gelen. Beide vorenbedoelde punten leg ik aan de raad voor. De verordening op de vaste commissies van advies en bij stand wordt nu op een aantal punten gewijzigd, maar ik mis een verordening voor de commissie voor de beroep schriften. Waarom kan het bepaalde met betrekking tot die commissie ook niet meteen worden veranderd? Er zou bijvoorbeeld kunnen worden bepaald dat die com missie vijf leden dient te tellen. Dat voorstel zou ik thans willen doen. Mevrouw KORTHUIS-ELION: Mevrouw de voorzitter! Ik heb kennis genomen van de wijziging die het college heeft aangebracht in artikel 11, lid 3. Bovendien heb ik begrepen dat wij in de eerste regel van artikel 10, lid 1 voor „de voorzitter" mogen lezen „de fungerend voor zitter". Bij dit agendapunt wordt ook voorgesteld de verorde ning, regelende de taak, samenstelling en werkwijze van de commissie culturele zaken te wijzigen. Onze fractie heeft grote moeite met het voorstel; wij zijn er tegen en daarvoor hebben wij een zeer duidelijke reden. In de aanhef van het ontwerp besluit wordt verwezen naar ar tikel 10 van de huidige verordening voor de commissie culturele zaken. In dat artikel staat: „Aanvullingen of wijzigingen van deze verordening wor den aangebracht door de gemeenteraad op voorstel van burgemeester en wethouder s, na overleg met de commis sie" Dat overleg met de commissie heeft niet plaats gehad. De commissie culturele zaken is niet een gewone com-

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1978 | | pagina 213