ij. li in L- nk de at weet ïrd lo- Let L e :e, :t- ke- aar i- s ik e can d ir- missie van advies en bijstand, maar de enige commissie waarin de meerderheid van de leden uit niet-raadsleden bestaat. Wanneer je de burgers au sérieux neemt (wan neer je ze in meerderheid in een commissie zet, omdat je hun mening wilt laten overheersen), moetje niet buiten hen om wijzigingen aanbrengen in de verordening. Je moet dan niet zeggen dat er voor dat overleg geen tijd meer was, omdat de gedachte aan die wijziging pas zo laat opkwam. Tijdens het overleg met de lijsttrekkers is uitdrukkelijk af gesproken, dat in de commissie culturele zaken drie raads leden zitting zouden hebben. Naderhand heeft het colle ge voorgesteld om de commissie toch maar vast uit te breiden met een aantal raadsleden. Het college stelt nu voor „minstens vijf leden door de gemeenteraad uit zijn midden benoemd". Wanneer er zes burger-leden in de commissie zitten en minstens vijf raadsleden, is het prin cipe van de oude verordening (de meerderheid van de commissie bestaat uit niet-raadsleden) doorbroken. Ik vind dat dergelijke principes niet mogen worden gewij zigd buiten de betrokkenen om. Officieel is dat niet mo gelijk, want in artikel 10 staat duidelijk dat wijzigingen alleen kunnen worden aangebracht na overleg met de commissie en dat overleg heeft niet plaats gevonden. Ook inhoudelijk zijn wij er zeer op tegen dat deze wijziging nu wordt aangebracht. Met de mond wordt beleden dat wij de burgers bij het werk van de commissie culturele zaken willen betrekken. Het in de oude verordening aan wezige principe wordt echter niet serieus genomen, want nu wordt voorgesteld om gauw eerst een groot aantal raadsleden in de commissie te benoemen, waarna de ge wijzigde verordening wordt voorgelegd aan de inmiddels qua samenstelling gewijzigde commissie. De fractie vindt dat eerst de oude commissie haar visie over het voorstel van het college moet kunnen geven. Vervolgens kan de gewijzigde verordening eventueel op 1 januari a.s. in werking treden De VOORZITTER: Wat voor wijziging stelt u dan eigen lijk voor in het door het college voorgelegde ontwerp besluit? Mevrouw KORTHUIS-ELION: Ik zou alleen, zoals door de commissie culturele zaken is verzocht, willen beslui ten dat de wethouder van culturele zaken lid en voorzit ter van de commissie is. Verder moet op dit moment niets worden gewijzigd aan de oude verordening. Ik zou nu geen beslissing willen nemen over het voorstel van het college om de commissie te doen bestaan uit minstens vijf leden van de gemeenteraad. De VOORZITTER: Dan blijft er dus staan „minstens twee leden, door de gemeenteraad uit zijn midden be noemd"? Mevrouw KORTHUIS-ELION: Wij handhaven gewoon de oude verordening; de enige wijziging die wij op dit mo ment kunnen accepteren is dat de commissie onder meer bestaat uit: „een voorzitter, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 4". In artikel 4 staat dat de wethou der, belast met de portefeuille voor culturele zaken, ambts halve voorzitter is. De VOORZITTER: Het is mij duidelijk geworden. Mevrouw ALLARD-KNOL: Mevrouw de voorzitter! Het idee om de raad een voorstel aan te bieden met betrek king tot het doen deelnemen van niet-raadsleden aan het werk van de vaste commissies van advies en bijstand vin den wij op zich zelf zeer verheugend. Vier jaar geleden - ja, zelfs acht jaar geleden - waren wij ook grote voorstan ders van het bieden van de mogelijkheid aan niet-raadsle den om deel te nemen aan het werk van de vaste com missies van advies en bijstand. Volgens D'66 zal het de democratie ten goede komen, wanneer zoveel mogelijk niet-raadsleden bij zoveel mogelijk commissies worden ingeschakeld. Wij zouden het bijzonder op prijs stellen wanneer de vage streefdatum van 1 januari a.s. kan worden omgezet in een vaste datum; die datum zien wij liever in oktober dan in november gepland. Wij menen nl. dat elke maand eerder winst betekent voor de democratie in Soest. Wij vragen het college derhalve concreet: Kan de vage streefdatum van 1 januari a.s. worden omgezet in een wat exactere datum op wat kortere termijn? Mevrouw VAN GELDER-CORNELISSEN: Mevrouw de voorzitter! In grote lijnen kunnen wij met het voor stel van het college akkoord gaan, maar wij willen ingaan op enige punten die afwijken van de verklaring van de lijsttrekkers van 24 juni jl. Het college stelt voor een aparte commissie personeels zaken in te stellen. Het college zal zich, gezien ons her haald verzoek daartoe, kunnen voorstellen dat wij dat voorstel alleen maar kunnen toejuichen. Zal in de com missie personeelszaken niet alleen het personeelsbeleid worden behandeld, maar ook alle aangelegenheden die de organisatie betreffen? Wij verzoeken het college de verordening dienovereenkomstig te wijzigen. Het college stelt voor de taken van de huidige juridische commissie onder te brengen bij de commissie algemene bestuurszaken, behalve de vervulling van de hooiplicht als bedoeld in artikel 14, lid 1 van de Wet A.R.O.B. Het college meent dat die taak beter kan worden vervuld door de commissie voor de beroepschriften. Welke zijn de overwegingen van het college daartoe? De fractie heeft met betrekking tot het voorstel van het college niet zelf de voor- en nadelen op een rijtje kunnen zet ten. Wij kunnen akkoord gaan met het voorstel van het col lege om de taak van de huidige agrarische commissie on der te brengen bij de commissie voor de financiën en het grondbedrijf. Wij menen nog steeds dat de onderdelen volkshuisves ting en woonruimtebeleid aan elkaar moeten worden ge koppeld. Het college zegt dat het zich op korte termijn zal beraden over het woonruimtebeleid en de hiervoor meest gewenste organisatie. Wij zullen niet op het beraad van het college vooruitlopen en wij gaan dan ook voorlo pig akkoord met het collegevoorstel om de volkshuisves ting in beperkte zin onder te brengen in de commissie voor ruimtelijke ordening. Wij wachten het nadere voorstel van het college af. Wat meer problemen hebben wij met het onderbrengen van jeugdzaken bij onderwijs. Wij achten dat niet de meest voor de hand liggende oplossing, omdat hiermede niet wordt voldaan aan uitgangspunt 3 van het college, dat verwante taken zoveel mogelijk bij één raadscommis sie dienen te worden ondergebracht. De nieuwe rijksbij drageregeling sociaal-cultureel werk omvat immers tevens jeugdzaken. Wij begrijpen wel dat het college door het onderbrengen van jeugdzaken bij onderwijs heeft bereikt dat wij met één wethouder te maken zullen krijgen en niet met twee wethouders. In de praktijk zullen wij be kijken of deze oplossing werkbaar is; zo nodig zullen wij met een ander voorstel komen. Met de V. V.D.-fractie menen wij dat de samenstelling van de commissie culturele zaken niet zo maar kan wor den gewijzigd wanneer wij de burgers inderdaad serieus willen nemen en wanneer wij verordeningen serieus wil len nemen. Wij hebben zojuist gehoord dat de loting van de raad in twee afdelingen wel moest plaats vinden, om dat dat in het reglement van orde staat vermeld. Van die 7

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1978 | | pagina 214