mi Ik d: k k Ik geef thans de gelegenheid om over het door de heer Visser ingediende voorstel het woord te voeren. Mevrouw VAN GELDER-CORNELISSEN: Mevrouw de voorzitter! Wij zullen tegen het voorstel stemmen, om dat, wanneer de door de heer Visser bedoelde zinsnede in artikel 11 wordt opgenomen, expliciet wordt gefor muleerd dat bedoelde aspecten in het geding zijn. In die formulering is niet duidelijk wie bepaalt of er persoon lijke, financiële of veiligheidsbelangen in het geding zijn. In de huidige tekst staat duidelijk dat de voorzitter van de commissie of twee leden het verzoek kunnen doen om achter gesloten deuren te beraadslagen. Pas daarna zal de gehele commissie zich daarover kunnen uitspreken. De commissie kan dan beoordelen of genoemde aspecten in het geding zijn. De VOORZITTER: Ik meen dat u duidelijk hebt gefor muleerd wat er thans staat. De heer JONKER: Mevrouw de voorzitter! Mevrouw Van Gelder heeft heel duidelijk naar voren gebracht waarom ook wij het door de heer Visser ingediende voor stel niet kunnen steunen. Met alle waardering voor het geen de heer Visser zojuist heeft gezegd menen wij, dat ook in de formulering van het college die persoonlijke, financiële en veiligheidsbelangen op de achtergrond een rol spelen. Er zal moeten worden afgesproken op welke manier een besluit tot een behandeling met gesloten deuren wordt genomen en daarom is het beter te hande len conform de door het college voorgestelde tekst. Het verdient aanbeveling deze materie nog eens in alle rust te bekijken; het is onjuist om overhaast voor een andere formulering te kiezen. Het voorstel van de heer Visser wordt hierna in stemming gebracht en verworpen met 23 tegen 3 stemmen. Tegen hebben gestemd de leden: Van Poppelen, Blaauw, Menne, mevrouw Van Gelder-Cornelissen, Goote, Olden- boom, mevrouw Allard-Knol, Verheus, Plomp, mevrouw Van Stiphout-Croonenberg, mevrouw Greefhorst-Van Overdam, Ebbers, Bolhuis, Beijen, Onderdelinden, Van Logtenstein, Gerth, mevrouw Blommers-Biezeno, Hoek stra, Stam, mevrouw Korthuis-Elion, Storimans en Jon ker. Voor hebben gestemd de leden: Nuijten, mevrouw To- massen-Holsheimer en Visser. Mevrouw KORTHUIS-ELION: Mevrouw de voorzitter! Op het ogenblik heb ik geen behoefte aan het opnemen van een bepaling in de verordening op de vaste commis sies van advies en bijstand met betrekking tot de rond vraag in de commissies. Dat wil niet zeggen dat wij ineens tegen een rondvraag voor burgers in de commissies zijn, maar wij menen, dat het houden van een dergelijke rond vraag door middel van deze verordening niet wordt ver boden (er wordt in de verordening nl. niets gezegd over de gang van zaken in de commissies) en wij m enen dan ook dat iedere commissie daarvoor zelf regels kan maken. De VOORZITTER: De commissies hebben zelf altijd een beslissing genomen over het al dan niet in het open baar vergaderen. Ik geloof dat in het kader van de wijzi ging die betrekking heeft op het doen deelnemen van niet-raadsleden aan het werk van de vaste commissies, aandacht moet worden geschonken aan een regeling voor alle commissies die het spreekrecht van aanwezigen op de publieke tribune regelt, want anders krijgen wij mijns inziens een ongewenste toestand. Mevrouw KORTHUIS-ELION: Dat is ook waar; in ge zamenlijk overleg zullen wij naar een juiste formule moe ten zoeken. De VOORZITTER; Beide punten moeten tegelijk aan de orde komen. Mevrouw ALLARD-KNOL: Mevrouw de voorzitter! In eerste instantie ben ik misschien wat onduidelijk geweest, maar dat is dan waarschijnlijk te wijten aan mijn prille be staan als raadslid. Ik heb niet gedoeld op het spreekrecht van aanwezigen op de publieke tribune (ook daarvan zijn wij voorstander), maar op het deelnemen van niet-raads- leden aan het werk van de vaste commissies. Ik kan mij voorstellen dat het college nog geen tijd heeft gehad om met een voorstel dienaangaande te komen, maar ik meen dat het college toch wel in staat moet zijn om aan te duiden aan welke commissies het niet-raadsleden denkt toe te voegen en aan hoeveel niet-raadsleden het college dan denkt. De VOORZITTER: Daarover hebben wij nog geen ge dachten. Wij willen met een afgerond voorstel komen en daarvoor is eerst overleg nodig met de commissie alge mene bestuurszaken. Ik kan mij voorstellen dat sommige commissies worden uitgezonderd van het hebben van burgers in de commissie. Wanneer men als algemeen prin cipe aanneemt dat ook niet-raadsleden zitting kunnen hebben in commissies, moet het aantal commissies in welke dat niet gebeurt zo beperkt mogelijk worden gehou den (duidelijk zal moeten worden omschreven waarom het opnemen van niet-raadsleden in bepaalde commissies niet gebeurt). Ook zal een oplossing moeten worden ge vonden voor de wijze waarop de burgers worden gere- cruteerd (dat kan voor de ene commissie anders zijn dan voor de andere commissie). Er zal sprake dienen te zijn van een heel pakket, waarin ook het spreekrecht vanaf de publieke tribune wordt geregeld. Mevrouw VAN GELDER-CORNELISSEN: Mevrouw de voorzitter! Uw argumenten met betrekking tot het niet opnemen van het woonruimtebeleid in de commissie die zich met volkshuisvesting bezighoudt komen bij ons erg zwak over. U onderkent dat wij bij het woningbouw beleid de lijsten van woningzoekenden nodig zullen heb ben. Er is in Soest een gebrek aan woningen en juist daarom is het belangrijk dat vanuit één portefeuille ook invloed kan worden uitgeoefend op het volkshuisves tingsbeleid. Wij wachten het nadere beraad dienaangaan de van het college af. Nogmaals wil ik met betrekking tot de commissie cultu rele zaken stellen dat wij graag zien dat de huidige ver ordening wordt gehandhaafd (met uitzondering van het voorstel vanuit de commissie); wij willen onze plaats in die commissie afstaan. De VOORZITTER: Mevrouw Van Gelder praat over volkshuisvesting en woonruimtebeleid als afzonderlijke zaken, maar zij dient ervan uit te gaan dat burgemeester en wethouders te zamen een college vormen; gezamenlijk zal moeten worden bekeken welke soort woningen het beste kan worden gebouwd in Soest. Ik wil vasthouden aan het collegiale bestuur. Gezamenlijk zullen wij met voorstellen komen over de opzet van bijvoorbeeld een nieuwe wijk. De heer VISSER: Wilt u nu de verordening gaan vast stellen De VOORZITTER: Ja. De heer VISSER: Wij kunnen met de verordening in stemmen, zij het met uitzondering van artikel 11, lid 3. Wij vinden dat in dat artikel niet goed wordt geformu leerd wanneer de voorzitter de deuren gaat sluiten. De VOORZITTER: De voorzitter sluit geen deuren; op voorstel van de voorzitter of twee leden wotden de deu ren pla, ove ech zijr Het 10, zor Me' Vis len arti De ker roe gee we De de vijl ga da: am De de ras Ier tot wc M de ge na oc ne za ge Wl D, m dc m M 0 w b< d< hi M V( tr Cl E h d h v v 1 n v 10

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1978 | | pagina 217