Mevrouw Tomassen-Holsheimer en de heren Nuijten
en Visser verkrijgen op hun verzoek aantekening in de
notulen, dat zij zich met de genomen beslissing niet
hebben verenigd.
g. Brief d.d. oktober 1978 van het Provinciaal Over
leg Kindercentra Utrecht met verzoek voldoende aan
dacht en ruimte voor de kindercentra in het gemeen
telijk welzijnsplan en toezending van een brochure
met onderzoekresultaten, met voorstel de brief met
bijlagen voor kennisgeving aan te nemen.
Mevrouw VAN GELDER-CORNELISSEN: Mevrouw
de voorzitter! Ik stel voor deze brief aan te houden,
want hij was vandaag niet bij de stukken en dat was
drie dagen geleden evenmin het geval.
Mevrouw GREEFHORST-VAN OVERDAM: De brief
lag inderdaad niet ter inzage, want een paar mensen
uit mijn fractie hebben die brief maandag en dinsdag
ook niet gevonden.
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Ik heb die brief ook
niet gekregen.
De VOORZITTER: Dan zit er niets anders op dan
dat wij dat stuk volgende maand weer op de agenda
plaatsen. Ik bied onze excuses aan voor het feit, dat
de brief niet ter inzage lag.
Het stuk wordt aangehouden.
De voorzitter deelt mede dat ook nog het volgende
stuk is ingekomen:
h. Brief d.d. 22 oktober 1978 van de Vereniging
„Soestdijk, geen stankwijk", met voorstel deze brief
om advies in handen te stellen van burgemeester en
wethouders.
De VOORZITTER: Het zal u, dames en heren,
waarschijnlijk wel bekend zijn waarover de brief
gaat, omdat de inhoud van alle brieven van de Vere
niging „Soestdijk, geen stankwijk" op hetzelfde cha
piter uitkomen.
Wij stellen de raad voor om deze brief te stellen in
handen van het college om pre-advies. Voor wij ons
advies aan de raad uitbrengen, zal er een gesprek met
de vereniging plaatsvinden.
De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! Uw opmer
king dat alle brieven van de milieugroep „Soestdijk,
geen stankwijk" op hetzelfde chapiter uitkomen vind
ik niet zo aardig.
De VOORZITTER: Die opmerking is helemaal niet
onaardig bedoeld.
De heer VISSER: Dat is een onaardige opmerking, in
de trant van „zij blijven maar zeuren". Die mensen zijn
reeds tien jaar bezig om te proberen de stank uit die
stankwijk te verdrijven. Men zal wel weten dat er veel
gesprekken hebben plaats gevonden en dat er veel ac
ties zijn gevoerd.
Ik vind het geen manier van doen dat deze brief niet
normaal op de raadsagenda is geplaatst. De brief draagt
als datum 22 oktober 1978
De VOORZITTER: Dat klopt, want hij is 23 oktober
binnengekomen.
De heer VISSER: U had deze brief dus gemakkelijk op
een aanvullingsagenda kunnen vermelden. Dat was
mij ook toegezegd door het „gemeentehuis".
De VOORZITTER: Door de heer Kruitwagen.
De heer VISSER: Inderdaad. De gemeentesecretaris
heeft mij toegezegd, dat deze brief op een aanvullings
agenda zou worden geplaatst. Dat is niet gebeurd en
nu wordt die brief even toegevoegd. De raadsleden heb
ben zich niet erg kunnen verdiepen in hetgeen in die
brief staat vermeld.
In de brief worden eigenlijk maar twee vragen gesteld
en ik vraag mij af waarom het college die vragen niet
op simpele wijze namens de raad kan beantwoorden.
In de eerste plaats wordt gevraagd: Gemeente stel ons
voortaan alle stukken voor raads- en commissieverga
deringen met betrekking tot het milieubeleid ter be
schikking. Ik meen dat wij ons geen buil kunnen val
len, wanneer wij die vraag bevestigend beantwoorden.
De tweede vraag luidt: Leden van de vereniging wor
den in staat gesteld om gemeentelijke vergaderingen of
agendapunten van vergaderingen over milieuzaken bij
te wonen en daarin ook mee te spreken. Wij zijn alle
maal van plan om de mensen in de gelegenheid te stel
len mee te spreken, wanneer
De VOORZITTER: Ik verzoek u uw betoog af te ron
den, want de brief is niet aan de orde.
De heer VISSER: Afronden? Ik heb toch een kwartier
spreektijd over elk onderwerp?
De VOORZITTER: U hebt geen kwartier spreektijd.
Ik heb voorgesteld de brief om advies in handen te
stellen van burgemeester en wethouders. De brief is
ergens blijven liggen. Hij zou op een aanvullingsagen
da zijn vermeld wanneer dat niet was gebeurd. Ik heb
bovendien gezegd dat wij, voordat wij het advies uit
brengen, een gesprek zullen hebben met die vereni
ging-
De heer VISSER: Op die opmerking wil ik ingaan en
daarmede zal ik dan mijn verhaal afronden. De brief
schrijvers hebben niet zoveel behoefte meer aan een
gesprek, want veel van die gesprekken halen niets uit.
Zij hebben zich nu tot de raad gewend. Ik vind dat het
gesprek tenminste moet worden bijgewoond door
raadsleden. De volgende keer zal het college met een
ontwerp-antwoordbrief moeten komen, zodat wij de
aan de raad gerichte brief kunnen beantwoorden.
De VOORZITTER: Wanneer wij het gesprek hebben
gehad met de vereniging (wanneer de vereniging geen
prijs stelt op een gesprek, zullen wij dat wel van het
bestuur van die vereniging horen), krijgt de raad een
ontwerp-antwoordbrief. De raad kan dan op dat mo
ment over de inhoud van de ontwerp-antwoordbrief
debatteren.
De heer BLAAUW: Mevrouw de voorzitter! Ik ben
uitermate ontevreden met de gang van zaken. Ik heb
het idee dat de heer Visser weer één van zijn stok
paardjes aan het berijden is; hij weidt flink uit om
weer eens in de publiciteit te komen. Dat is zijn enige
doel. Ik meen dat is afgesproken dat wij, wanneer
een zaak om advies in handen wordt gesteld van bur
gemeester en wethouders, verder niet over de zaak
spreken en wachten tot die zaak weer op de agenda
komt.
De VOORZITTER: Daarin heeft de heer Blaauw groot
gelijk. Ik zou de heer Visser eerder hebben afgeha
merd, wanneer wij geen omissie hadden begaan. Wij
hebben nl. verzuimd de onderhavige brief op de agen
da te plaatsen en vandaar dat ik de heer Visser bij ho
ge uitzondering over deze affaire enige zinnen heb la
ten zeggen.
Het stuk wordt gesteld in handen van burgemeester en
wethouders om advies.
49 Vragenhalfuurtje.
46