en het Soesterbergse verkeerscirculatieplan. Ik heb ook gesproken over een „Europese" voorlichting; u zult begrijpen wat ik hiermee bedoel. U noemde ook de moeilijkheden van lawaaibelasting waardoor het onmogelijk zou zijn om nog veel in Soesterberg te bouwen. Hoe staat het met het rapport dat in mei jl. zou verschijnen van de Rijksluchtvaart dienst in verband met de lawaaibelasting van de nieuwe Amerikaanse vliegtuigen, de F 15's? Tenslotte zien wij, wat de ruimtelijke ordening betreft, graag de planning voor de doortrekking van de Ko ningsweg tegemoet. Ook mevrouw Greefhorst heeft hierover gesproken en een motie terzake ingediend. Al heeft u zich wat aarzelend opgesteld inzake even tuele hoge verwachtingen onzerzijds over de beleids nota, wij zien die toch met belangstelling tegemoet en nemen ook aan dat die aan onze verwachtingen zal beantwoorden. De VOORZITTER: Ik hoop het. Mevrouw KORTHUIS-ELION: Zowel mevrouw Van Gelder als de heer Jonker hebben de landelijke poli tiek bij hun beschouwingen betrokken. Wij menen dat het van grote realiteitszin en verantwoordelijkheid getuigt dat de regering zich niet met allerlei beloften van de kiezersgunst probeert te verzekeren, maar zich bewust is van de grote problemen waarmee ons land kampt en niet schroomt, deze daadwerkelijk aan te p akken. Je moet maar lef hebben, want één ding is zeker: Het zal je nooit in dank worden afgenomen op de korte termijn, hopelijk wél op de lange termijn. Gisteren heb ik gezegd dat, als wij werkelijk het oog hebben op welzijn, dit ook zal moeten doorklinken in ons taalgebruik en de bejegening van elkaar. Wij, college en overige raadsleden, vormen met elkaar het bestuur van deze gemeente. Wij kunnen het eens of on eens zijn met elkaar, maai laten wij, wanneer wij het oneens zijn, dit niet uiten in bewoordingen die althans de indruk van kwade trouw oproepen en ook niet, zo als mevrouw Van Gelder het uitdrukte, van een toeval ligheid een filosofie maken. Ik wil een voorbeeld noemen en het daarbij dan laten. De uitgangspunten van de fracties, in september gefor muleerd, zijn wel duidelijk, maar de realisering ervan in de praktijk, de omzetting in daden zijn niet in een panklaar recept door ons vastgelegd, integendeel. Op het college rust een veel zwaardere taak ook in de zin van het zoeken naar oplossingen voor de gestelde pro blemen. Dat is heel iets anders dan het als een goede kok uitvoeren van een panklaarrecept. Dan behoeft men niet panisch te doen, schimmen of donderslagen bij heldere hemel te zien of te horen, maar wel vol creativiteit de zaak op een rijtje zetten. Juist van dit soort demagogische simplificaties mogen wij ons - met alle respect overigens - niet bedienen als wij het over het welzijn van Soest hebben. De VOORZITTER: Dames en heren! De door me vrouw Korthuis ingediende motie luidt als volgt: „De raad van de gemeente Soest, in openbare vergade ring bijeen op 19 december 1978, OVERWEGENDE dat door verschillende oorzaken - buiten de schuld van de gemeente gelegen - zoals uit eengezet in de brief van het college van burgemeester en wethouders van 14 december jl., de tarieven voor de onroerend-goedbelasting niet vóór 1 januari 1979 kunnen worden vastgesteld, dat deze tarieven in ieder geval voor velen een aanzien lijk verzwaren van hun lasten zal betekenen, BESLUIT de opbrengst van de vervallende belastin gen niet met 5, maar met 4% te verhogen, en gaat over tot de orde van de dag." Mevrouw VAN GELDER-CORNELISSEN: Mevrouw de voorzitter Er is zoeven iets gezegd over de maat regelen van de regering waardoor de gemeenten wor den geconfronteerd met bezuinigingen. Wij hebben er geen behoefte aan - de CDA-fractie heeft dat ook naar voren gebracht - om hier de landelijke politiek ter dis cussie te stellen. Wel worden de gemeenten nu gecon fronteerd met bezuinigingen en het gaat dan om de vraag waar die terecht komen. Daarbij is het duidelijk dat het huidige kabinet het zoekt in vermindering van de inkomsten van de gemeenten, terwijl de oppositie - met name de PvdA - ook heeft erkend dat bezuini gingen noodzakelijk zijn, rnaar die meer wil zoeken in de particuliere bestedingen. Het is voor ons onbegrijpe lijk dat vanuit de CDA-fractie dan nu de opmerking komt dat de bezuinigingen die de huidige regering moet treffen, het gevolg zijn van de brokken die de vo rige regering heeft gemaakt. De heer VAN POPPELEN: Zó is het niet gesteld! Mevrouw VAN GELDER-CORNELISSEN: Ik meen het toch zo begrepen te hebben en als dat juist is, zou den die brokken toch ook voornamelijk op het brood van het CDA moeten komen. Maar goed, tot zover de ze opmerking over de landspolitiek. Gisteren hebt u, mevrouw de voorzitter, de raad ge waarschuwd niet te grote verwachtingen te hebben van het beleidsplan. Wij zijn mét u van mening dat een be leidsplan met prioriteitenlijst, meerjarenbegroting en investeringsplan geen Haarlemmerolie is waardoor de problemen plotsklaps niet meer zouden bestaan. Toch zijn wij van mening dat wij nu de eerste stappen moe ten wagen om tot een betere constructie te komen van het bestuurlijk handelen op langere termijn. Uw visie dat de plannen jaarlijks aangepast moeten worden aan de dan bestaande mogelijkheden en ontwikkelingen, onderschrijven wij. Hebben wij overigens goed begre pen dat wij bij het beleidsplan of laatstelijk bij de be grotingvoor 1980 een meerjarenbegroting tegemoet kunnen zien? Naar wij ons menen te herinneren bent u niet ingegaan op onze vraag welke terreinen van gemeentelijke zorg u denkt te bestrijken met het beleidsplan. In eerste instantie hebben wij gezegd dat onzes inziens in ieder geval sport, onderwijs en welzijn bij het beleidsplan aan de orde moeten komen. Wij krijgen hierover graag nog meer duidelijkheid, evenals over de periode waarop u denkt dit plan te gaan behandelen. Wij zijn nog niet overtuigd van de noodzaak van de in vestering voor de fietsroute over de Eng. Het argument dat fietsers grote risico's lopen door het gemotoriseer de verkeer van omwonenden, zien wij niet zo. Het aan tal omwonenden is beperkt en brengt onzes inziens niet zoveel verkeer met zich mee dat daarvoor een ge scheiden fietspad zou moeten worden aangelegd. Wat de aula betreft, zijn wij nog steeds de mening toe gedaan dat deze voorziening een verbetering en een uitbreiding moet ondergaan. Een principebeslissing hierover is genomen in de raadsvergadering van januari 1978. In januari 1978 was er echter wél een andere si tuatie. Wij wisten toen nog niets van de bezuinigings plannen van de regering. In het licht van het genoemde raadsbesluit is het logisch dat het college aan de slag is gegaan met het uitwerken van de plannen. Logisch vinden wij het echter ook dat wij, gezien de gewijzig-

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1978 | | pagina 298