hand van een voorstel van het college - kunnen beslui
ten om het huidige raadsverslag af te schaffen en te
komen tot een besluitenlijst, met een bandopname.
Na een gewenningsproces - want nu vindt iedereen het
natuurlijk wel eens leuk om terug te lezen wat er ge
zegd is - zal men waarschijnlijk heel gelukkig kunnen
zijn met de nu door mij geschetste methode.
Overigens hebben wij dit punt al eens heel voorzichtig
aan de orde gesteld in de commissie algemene be
stuurszaken en toen kreeg ik niet het gevoel dat alle
handen hiervoor op elkaar gingen. Dat is echter mis
schien veranderd en ik wil graag in de commissie alge
mene bestuurszaken dit punt nog eens aan de orde
stellen. Wanneer de meerderheid positief zou reage
ren, kan men een voorstel van het college verwachten.
In de toekomst - waarschijnlijk nog niet in 1979,
want er zal toch ook nog de nodige apparatuur moe
ten worden aangeschaft, hetgeen overigens een een
malige uitgave zal zijn - zou dan een flink deel op de
ze begrotingspost kunnen worden bespaard.
De heer Van Poppelen heeft daarnaast gesproken
over het IAM, waarbij door hem zeer concreet is ge
vraagd wat onze rechten en plichten zijn. Wij hebben
het recht om tot uittreding over te gaan; dat is gere
geld in artikel 35 van het reglement voor het IAM.
De raad kan daartoe het besluit nemen. Het algemeen
bestuur van het IAM regelt dan volgens dit artikel ver
volgens de gevolgen van het uittreden. Daar zit natuur
lijk het venijn, want het IAM zit nog met allerlei
schulden die ook eens geactiveerd zullen moeten wor
den. Bij uittreding zullen wij dan ook zeker nog de
rekening meekrijgen voor tekorten van het IAM uit
voorgaande jaren. Uittreding kan, behoudens door het
algemeen bestuur toe te stane afwijkingen, slechts
plaatsvinden met ingang van 1 januari van het tweede
jaar, volgende op dat waarin op de uittreding de door
de wet voorgeschreven goedkeuring is verkregen. Uit
treding is op zichzelf dus toch niet zo eenvoudig,
maar het is natuurlijk wel mogelijk.
In de aprilvergadering van het IAM zal het reorgani
satieplan worden besproken. Tot nu toe - tot voor
kort hadden wij als Soest zelfs een vertegenwoordiger
in het dagelijks bestuur van het IAM - wordt vanuit
Soest het IAM in het algemeen zeer kritisch begeleid.
Gezien het reorganisatieplan dat in het voorjaar op
tafel zal komen, is men er ook bij het IAM nu wel
achter dat het niet op de huidige voet voort kan gaan.
Het lijkt mij het beste om dat reorganisatieplan af te
wachten, waarbij wij wellicht ook een voorstel tot
afbouw van het IAM krijgen. Vervolgens kan dan
worden nagegaan of wij een voorstel aan de raad tot
uittreding zouden moeten doen. Ook al ziet men het
voor de toekomst eventueel heel helder in, wij krij
gen in ieder geval toch nog wel te maken met de geac
tiveerde tekorten van de voorgaande jaren.
Ik moet hierbij toegeven dat het IAM niet het enige
orgaan is waar het allemaal niet zo best gaat. Wel is
het IAM één van de slechtere. Gisteren hebben wij
bijvoorbeeld weer moeten constateren dat toegezeg
de stukken niet binnen waren gekomen en wij hebben
hierop nu een brandbrief geschreven met de opmer
king dat wij deze stukken nu echt vrijdag a.s. moe
ten hebben. Dit alles staat in verband met de onroe-
rend-goedbelasting in Soest en het is bijzonder verve
lend dat wij steeds weer moeten constateren dat het
IAM zijn verplichtingen niet nakomt. Er komen dan
wel ingewikkelde verhalen van de kant van het IAM
over de omzetting van het programma, maar op zich
zelf hebben wij daar geen boodschap aan. Er zijn af
spraken gemaakt en vooral omdat men toch al te laat
is, moet men gemaakte afspraken nakomen.
De frustraties van de heer Van Poppelen inzake het
IAM kan ik mij dus zeer goed voorstellen. Wanneer
wij in het voorjaar de reorganisatievoorstellen van het
IAM krijgen, zullen wij gezamenlijk goed moeten na
gaan of wij nog verder met dit orgaan in zee willen
gaan. Er zijn instituten genoeg waar men met dit werk
naar toe kan gaan. Er blijft dan nog maar weinig over
dat echt door een overheidsinstelling moet gebeuren,
maar dergelijke overheidsinstellingen zijn er ook vol
op in Nederland. Ik zou dus zeggen; Het IAM moet
het nu echt goed gaan doen, of helemaal nïet meer.
Mevrouw Korthuis heeft gezegd dat zij graag in het se
niorenconvent of de commissie algemene bestuursza
ken nog eens wil terugkomen op de kwestie van de ver
goedingen voor de raadsleden. Ik ben blij dat mevrouw
Korthuis hierover eerst nog eens in kleiner verband wil
spreken. Dergelijke zaken zijn meestal enorm moeilijk
te bespreken, omdat ze voor de één, ook in financieel
opzicht, heel anders kunnen liggen dan voor de ander.
Ik heb ook het gevoel dat men op dit punt niet zó snel
op indertijd genomen besluiten moet terugkomen. Het
raadslidmaatschap is tegenwoordig ook anders dan vroe
ger; de leden moeten er nu veel meer tijd in steken. Ik
wil er echter graag nog eens vertrouwelijk over spre
ken in de commissie.
De heer Verheus heeft gesproken over de inbreng van
de ongeorganiseerde ambtenaren. Tot nu toe zijn de
opvattingen over de eventuele toelating van ongeorga
niseerde ambtenaren tot het georganiseerd overleg nog
net zo als vroeger. De vakorganisaties voelen hier niet
voor en daarom is het bijzonder moeilijk om dit toch
in te voeren. Als de heer Verheus echter het oog heeft
gehad op de medezeggenschap van ongeorganiseerde
ambtenaren, wijs ik hem erop dat wij nog niet zo lang
geleden de modelverordening op de medezeggenschaps
commissie aan de orde hebben gehad in de commissie
personeelszaken. Wij willen in Soest kiezen voor het
systeem waarbij ook de ongeorganiseerde ambtenaren
kandidaten kunnen stellen en kunnen kiezen. Wij doen
dus in Soest ons best om ook de ongeorganiseerden
zoveel mogelijk bij een en ander te betrekken. Wat het
georganiseerd overleg zelf betreft, komen wij echter
voorlopig nog niet veel verder.
De heer Verheus heeft daarnaast gesproken over de in
troductie van de personeelsbeoordeling. Wij willen al
lemaal naar een modern personeelsbeleid, in de eerste
plaats met het oog op het personeel, maar daarnaast
ook met het oog op een goede voortgang van de werk
zaamheden. Natuurlijk moet er nog veel geleerd wor
den op dit punt; dat is altijd het geval bij de introduc
tie van een nieuwe zaak. Er is echter door onze advi
seurs het nodige geleerd van andere gemeenten waar
wel eens fricties zijn geweest die echter gelukkig weer
tot het verleden behoren. Aan de introductie van de
systematische personeelsbeoordeling is bij ons nu
uitermate veel aandacht besteed en wij hopen dat dit
tot goede resultaten zal leiden.
Wij gaan ook beginnen aan de belangstellingsregistra
tie; wij zetten voorzichtige stappen in die richting.
De heer Verheus heeft tenslotte nog gesproken over
de inzet van de ambtenaren. Ik schreef toen onmiddel
lijk op „andere huisvesting", maar de heer Verheus
heeft dit punt toch ook nog genoemd. Bij ons is er
langzamerhand één grote prioriteit gekomen, nl. een
124