adequate huisvesting van ons personeel. Ook wij zijn
vol bewondering voor de inzet die men toont, maar gis
teren heb ik al aangegeven dat de productiviteit bepaald
in negatieve zin wordt bei'nvloed doordat de mensen zo
vreselijk dicht op elkaar moeten zitten.
Ik wil bij dit hoofdstuk ook graag ingaan op de opmer
king van mevrouw Van Gelder inzake het Samenwer-
kings-orgaan Eemland, gemaakt bij de algemene be
schouwingen. Die opmerking betrof de vraag hoe lang
wij deze winkeldochter nog op ons programma blijven
vinden. Ik vraag mij af of wij ten aanzien van de reor
ganisatie van het binnenlands bestuur de verwachting
zouden moeten hebben dat dit wel binnen afzienbare tijd
haar beslag zal krijgen. Juist in deze tijd, waarbij wij
nog helemaal niet weten waaraan wij toe zijn, heb ik
dan het gevoel dat men met intergemeentelijke samen
werking toch wel een eindje op de goede weg kan ko
men. Wij hebben jaren gezeten met het probleem van
de rechtspersoonlijkheid van Eemland; die komt er nu
echter aan. Daarnaast is het dagelijks bestuur van Eem
land zich aan het beraden op de vraag hoe wij verder
moeten. Op dit ogenblik wordt door allerlei ambtena
ren gewerkt aan het tot stand brengen van gemeen
schappelijke regelingen voor allerlei zaken; ik wijs bij
voorbeeld op de gemeenschappelijke regelingen voor
de schooladviesdienst en de districtsgezondheidsdienst,
alsmede op het punt van de regionale hulpverlening.
Ook is er nu een verkeers- en vervoersonderzoek van
Eemland gekomen dat gisteren al aan de orde is ge
weest en waarbij duidelijk is geworden dat de invloed
van het verkeer niet aan de grenzen van een gemeente
ophoudt. Er zijn dus mijns inziens toch tal van zaken
die in het kader van een samenwerkingsverband als dat
van Eemland goed kunnen worden bezien, in welk ver
band ik ook nog de kwestie van de vuilverwerking kan
noemen die gisteren eveneens aan de orde is geweest.
Er is nu eenmaal een kader waarbinnen gewerkt kan
worden en ik meen dat dit nu in stand moet worden
gehouden en pas moet worden afgebouwd als men ze
ker weet dat er iets beters - bijvoorbeeld kleine pro
vincies - voor in de plaats komt.
Over de reorganisatie van het binnenlands bestuur
zelf zullen wij overigens nog eens moeten spreken. Er
zijn in de verschillende provincies werkgroepen bezig
en in januari a.s. zal, naar ik meen, het provinciaal
bestuur van Utrecht hearings hierover houden. Dat is
althans de bedoeling, maar in Eemlandverband heb ik
al gehoord dat de Utrechtse provinciale werkgroep
toch pas in februari met haar werkzaamheden gereed
zal komen, zodat ik aanneem dat de hearings nog wel
zullen worden uitgesteld. Zolang wij nog zó sterk te
maken hebben met koffiedik en er nog plannen be
staan als bijvoorbeeld toevoeging van de Betuwe aan
Utrecht - ik kom zelf uit de Betuwe en ik meen dat het
helemaal geen goede zaak is om dit te doen - meen ik
toch dat wij met onze kleine samenwerking in Eemland
verband door moeten gaan, zij het met vallen en op
staan. Ik heb daarnaast ook nog wel bepaalde geluiden
in andere gemeenten van het samenwerkingsorgaan ge
hoord, waar men ook zuinig moet zijn, over eventuele
uittreding uit Eemland, vooral om financiële redenen.
Ik meen dat men daarmee toch het paard achter de
wagen zou spannen. In ons kleine verband waar wij lang
zamerhand elkaar beter leren kennen, moeten wij voor
lopig toch maar doorwerken.
Wethouder PLOMP: Mevrouw de voorzitter! Met be
trekking tot voorlichting en inspraak is in de commissie
de afspraak gemaakt dat zowel over inspraak als over
voorlichting een notitie zal verschijnen. De heer Goote
heeft nu gezegd dat de zaken grondig en serieus moe
ten worden voorbereid. Dat is het college volstrekt
eens met de heer Goote. Juist met het oog hierop is
het ook noodzakelijk dat de nodige literatuur wordt
doorgenomen. Wij zijn daarmee thans bezig en zijn
voorts bezig met het voorzichtig opstellen van een
concept-notitie. Dat is gewoon noodzakelijk, omdat
gevraagd is om zaken zwart op wit te zetten, maar
daarbij moet dan ook bedacht worden dat een en an
der zorgvuldig moet worden geformuleerd, omdat men
anders conclusies eruit kan trekken die niet bedoeld
zijn. Dezerzijds zijn wij zeker van plan enige haast op
dit punt te betrachten en wij hebben dan ook een ter
mijn aangegeven in de beantwoording van de gestelde
vragen. Anderzijds kent men het gevaar van het aan
geven van termijnen. Wij hebben een veilige termijn
aangehouden en zijn nu bezig met het serieus en gron
dig voorbereiden van deze zaak. Wij hopen de toege
zegde notities te kunnen uitbrengen binnen de ge
noemde termijn.
In de commissie is verder afgesproken dat deze zal
worden voorzien van enige stukken ter bestudering.
Daarbij gaat het om een aantal gegevens met betrek
king tot voorlichting en inspraak. Deze map is juist
gisteren gereed gemaakt en staat nu aan de commis
sieleden ter beschikking, zodat ook zij parallel met de
arbeid van het college kunnen meewerken. Wij hopen
dat de leden dan op hetzelfde punt zullen uitkomen
als het college zal neerleggen in de notities.
Ik heb bij de behandeling van de begroting van de
sportstichting al gesproken over het wekken van ver
wachtingen. Ik neem gaarne aan dat de heer Goote dit
betoog goed in zich heeft opgenomen en hoop niet
dat hij met zijn woorden heeft bedoeld daar een min
der positieve bedoeling in te leggen. Wij doen in ieder
geval ons best.
De heer Gerth heeft gesproken over de personeelsbe
zetting van het bureau voorlichting. Gisteren heb ik
al gezegd dat wij bijvoorbeeld wat betreft de openings
tijden rekening ermee moeten houden dat het hier
gaat om een bureau dat bij uitstek service aan de bur
gerij moet verzorgen. Ook de kwestie van de perso
neelsbezetting blijft natuurlijk onze aandacht houden.
Kort geleden heeft nu uitbreiding van deze bezetting
plaats gevonden en wij moeten nagaan in hoeverre
dat voldoende is. Dat zal verder duidelijk zijn.
Daarnaast heeft hij gevraagd of het bekende inlich
tingenblad van het bureau voorlichting bij abonnement
aan raadsleden kan worden verstrekt. Wij zullen dat
intern bezien; ik neem ook aan dat de meeste raadsle
den dit blad graag zullen komen halen. Wij weten nog
niet precies welke prijs wij hieraan dan zullen verbin
den.'
De heer VAN POPPELEN: Mevrouw de voorzitter!
Ik ben blij met de toezegging uwerzijds dat u enkele
zaken nog nader wilt bespreken in de commissie alge
meen bestuurlijke zaken. Ook de opmerkingen over
het IAM hebben duidelijk de aandacht van het college.
Als het niet goed blijft functioneren, moeten wij maar
eens de knoop doorhakken en het verlies wegwerken,
waarna wij met een bedrijf verder kunnen gaan dat
wél naar onze tevredenheid werkt.
Ik ben dit jaar niet ingegaan op het Samenwerkings
orgaan Eemland; wij hebben hier al meerdere keren
over gesproken. Het functioneren als zodanig van het
samenwerkingsorgaan heeft ook naar onze mening
weinig inhoud; wat dat betreft ben ik het eens met
de opmerking van mevrouw Van Gelder. Het enige po-