bij
men. Het college stelt zich echter reeds gedurende ge
ruime tijd op een formeel standpunt, hetgeen tot ge
volg heeft, dat het op dit ogenblik met een groot aan
tal zaken bezig is.
Ik stel voor om conform het voorstel van de commis
sie voor de beroepschriften te besluiten.
De heer DE WILDE: Ik wil een ander voorstel doen,
want er wordt niets veranderd, wanneer ik uitslui
tend tegen het voorstel van de commissie voor de be
roepschriften stem.
Er is helemaal geen sprake van een schutting, want
het gaat in dit geval om een vlechtscherm.
De VOORZITTER: Wij spreken in zo'n geval over een
terreinafscheiding.
De heer DE WILDE: Het zou in mijn hoofd niet zijn
opgekomen, dat ik voor een dergelijke afscheiding een
bouwvergunning nodig zou hebben. Echt niet en ik
weet echt wel iets van bouwverordeningen af.
De VOORZITTER: Wij houden staande, dat voor die
afscheiding een bouwvergunning nodig is.
De heer DE WILDE: Dat is best, maar ik verzoek het
college toch om de wijze raad van de commissie voor
de beroepschriften op te volgen. Deze commissie
meent dat er voorschriften moeten komen met be
trekking tot wat wel en wat niet mag. Het is nl. lo
gisch dat dergelijke afscheidingen worden geplaatst.
De mensen willen in hun tuin zitten, maar zij hebben
onvoldoende vrijheid om in hun tuin te zitten, want
de buren zitten op hun lip. Er moeten natuurlijk geen
schuttingen van 3 a 4 meter verrijzen, maar in dit ge
val gaat het om een schutting van manshoogte. Het
gaat om een vlechtscherm waar bovendien nog wat
tegenaan groeit, hetgeen betekent, dat zo meteen dat
hele vlechtscherm niet meer is te zien. Daarom zou ik
willen voorstellen om dit vlechtscherm te laten staan.
Daarenboven dient het college te zeggen dat het voor
schriften zal maken.
De VOORZITTER: Daarmede zijn wij bezig.
De heer DE WILDE: Ja, maar ik denk dat dit vlecht
scherm weg moet, wanneer wordt besloten conform
het voorstel van de commissie voor de beroepschrif
ten.
De VOORZITTER: Ook in de wijk Egghermonde
doen zich dit soort problemen voor. Met de bewo
nerscommissie van Egghermonde zijn wij al een tijd
bezig om daarin een bepaalde duidelijkheid te verkrij
gen. Tot nu toe zijn wij daarmede niet ver gekomen,
omdat ook de bewonerscommissie vindt dat er sprake
is van een moeilijke zaak. In bepaalde hoeken kan
wel een hoge terreinafscheiding worden toegestaan,
maar in andere hoeken kan dat niet. Wij zijn ook met
de wijk Overhees bezig. Het college meent dat ter
reinafscheidingen van meer dan 1 meter hoog niet
kunnen worden toegestaan in open bebouwing.
De tuinen zijn niet groot. Stel dat wij iedereen toe
staan om de tuin af te zetten met een schutting van
1.80 a 2 meter. Op die wijze worden alle achtertui
nen afgeschermd en dan krijgen wij onzes inziens een
onmogelijke situatie. Wij menen dat wijk voor wijk
moet worden bekeken om te zien waar wel hoge schut
tingen kunnen worden geplaatst en waar dat niet kan.
De onderhavige schutting zal niet mogen blijven
staan, wanneer wordt besloten conform het voorstel
van de commissie voor de beroepschriften. Burge
meester en wethouders zijn reeds met het „huiswerk"
dat door de commissie voor de beroepschriften wordt
bedoeld bezig, maar dat huiswerk is minder gemak
kelijk te maken dan velen zich voorstellen. Wanneer
men meent dat de onderhavige schutting moet blij
ven staan, dient de raad te beslissen het beroep van
de heer Van den Brink gegrond te verklaren. Boven
dien zou de raad het college moeten verzoeken dan
de gevraagde bouwvergunning alsnog te verlenen.
De heer DE WILDE: Onder punt 10 vraagt de com
missie voor de beroepschriften wat aan het college
en de raad sluit zich bij die vraag aan. Bovendien
voegt de raad daaraan toe, dat de onderhavige erfaf-
scheiding moet blijven staan.
De VOORZITTER: Ik meen dat dat formeel niet
juist is. Er is een bouwvergunning aangevraagd en die
bouwvergunning is geweigerd door het college. Te
gen de beslissing van het college is een formeel be
roep ingesteld. De raad gaat dat beroep gegrond of
ongegrond verklaren. Wanneer de heer De Wilde
vindt dat het beroep gegrond moet worde n verklaard,
zal hij moeten voorstellen het beroep van de heer
Van den Brink gegrond te verklaren. Tevens zal hij
dan moeten voorstellen om de gevraagde vergunning
- met toepassing van de ontheffing - te verlenen. Dat
moet de heer De Wilde dan formeel doen, want an
ders komen wij er echt niet uit.
De heer DE WILDE: Dat laatste stel ik dan voor.
De VOORZITTER: Wordt dat voorstel gesteund?
De heer LANGE: Met een te verlenen ontheffing
kan die erfafscheiding blijven staan tot er een andere
afscheiding is gegroeid van bijvoorbeeld 3 meter hoog.
De VOORZITTER: Dat vinden wij nu ook dikwijls
de moeilijkheid. Wanneer je echter in alle achtertui
nen schuttingen van 2 meter hoog gaat toestaan, krijg
je toch wel een besloten toestand. Voor groen - bij
voorbeeld coniferen - geldt dat niet. Het is een moei
lijk probleem.
De heer LANGE: Dan ga ik met uw laatste voorstel
mee.
De VOORZITTER: Dus eigenlijk het voorstel van de
heer De Wilde; hij stelt voor om het beroep gegrond
te verklaren en om de vergunning alsnog te verlenen
met toepassing van die ontheffingsbepaling.
De heer MENNE: Mevrouw de voorzitter! Ik heb
toch wel moeite met deze zaak; wij zitten weer in de
marge te werken. Het college is in die wijk bezig en
dat betekent dat het gegrond verklaren van dit be
roep consequenties zal hebben. Tot dat besluit
wordt dan gekomen zonder overleg met de wijk.
De heer DE WILDE: U moet er morgen toch eens
gaan kijken!
De heer MENNE: Wij hebben in de fractie ook lang
over deze zaak gesproken en wij hebben er ook over
gedubd. Wij hebben ons afgevraagd of het niet beter
is om eerst met de wijk te overleggen (dit voorstel
zou dan moeten worden aangehouden). Wellicht is
het mogelijk om in overleg met de bewoners te ko
men tot het vaststellen van een hoogte voor de schut
ting waarmede iedereen het eens is. Dan kan de hele
zaak soepel verlopen. Ik weet niet of wij er goed aan
doen om dit beroep nu gegrond te verklaren, want dan
zal waarschijnlijk het hek van de dam zijn. Als lid van
de commissie voor de beroepschriften moet ik dan
ook aanneming van het voorstel van de heer De Wilde
ontraden.
De heer VAN LOGTENSTEIN: Mevrouw de voorzit
ter! Ik zou een soort tussenoplossing willen voorstel-
41