leen sprake is van uitstel van executie en dat wij ten slotte toch vastzitten aan dat enorme bedrag. Gelet op het vorengestelde willen wij deze nota niet aannemen als uitgangspunt voor het gemeentelijke beleid; zouden wij wel instemmen met het voorstel van het college, dan zouden wij op dit ogenblik be sluiten dat die drie genoemde accommodaties er moe ten komen. Die beslissing willen wij op dit moment niet nemen. Wij verzoeken het college om te bezien of het mogelijk is een beperkte atletiekaccommodatie aan te leggen waarvan kan worden gezegd, dat er sprake is van een afgerond geheel, zodat wij ons niet nu reeds vastleggen op een veel grotere uitgave in de nabije toekomst. Zo'n ander voorstel zouden wij eventueel in welwillende overweging willen nemen. Bij het algemeen welzijnsoverleg zal straks duidelij ker moeten worden hoeveel er nog eventueel extra voor de sport beschikbaar kan worden gesteld. De motie-Menne c.s. lijkt ons niet reëel, want het in stellen van de gevraagde werkgroep zal ongetwijfeld tijd kosten; ik zie niet in dat wij over drie maanden inzicht kunnen hebben in het algemeen welzijnsover leg. Wij kunnen ons niet vastleggen op grote bedragen zonder dat de rest van de aanspraken die op de raad worden gedaan, kunnen worden overzien. Het is niet juist om nu vast een voorschot te nemen op enkele miljoenen, want met het nemen van een voorschot legt de gemeente zich voor grotere uitgaven in de toe komst vast. Daarom weigeren wij medewerking te ver lenen. De heer DE WILDE: Mevrouw de voorzitter! Ik had eigenlijk gehoopt dat de heer Storimans aanwezig zou zijn, want in de krant heeft hij verkondigd, dat de grootste schreeuwers in Soest altijd gelijk krijgen. Eerlijk gezegd was ik benieuwd naar de bewijsvoe ring. Mevrouw GREEFHORST-VAN OVERDAM: U ge looft toch niet altijd wat er in de krant staat, mijnheer De Wilde? De heer DE WILDE: Wanneer die grootste schreeuwers ook werkelijk goede ideeën hebben, is het ook fijn dat hun ideeën worden verwerkelijkt, maar de heer Storimans is in de krant gekomen tot de uitspraak, dat ,,de situatie hem met afgrijzen vervulde". Ik ken de heer Storimans als een goed mens en ik kan mij dan ook niet voorstellen, dat hij het oog had op goe de schreeuwers. Ik vind wel, dat je voorzichtig moet zijn met zulke opmerkingen en ik hoop dat de heer Storimans nog eens de gelegenheid krijgt om te zeggen wat hij eigenlijk bedoelde. Mevrouw de voorzitter. De emotie wordt natuurlijk een beetje meester over ons bij zaken als de onderha vige. Ik heb bijvoorbeeld gezien dat de sportvereni gingen zich al in het gelid stelden en druk gingen uit oefenen. Dat is natuurlijk best te begrijpen, maar toch meen ik, dat wij heel rustig over deze nota moeten oordelen, opdat wij tot een goede besluitvorming kun nen komen. De lijn die het college trekt wordt door ons onder streept, want ook wij menen, dat op dit ogenblik niet kan worden besloten om een bedrag van f. 548.393,- toe te voegen aan het ongedekte tekort van f. 1.625.000,-. Dat laatste bedrag heb ik eerder deze avond genoemd bij de behandeling van het rapport ta rifering sportaccommodaties. Men zal hebben begre pen dat er een direct verband is tussen hetgeen ik bij de behandeling van genoemd rapport heb beweerd en hetgeen nu aan de orde is. Ik verwacht van sportorga nisaties dat zij begrip hebben voor het feit dat wij het exploitatietekort van de gemeente (op één onderdeel van het gemeentelijke beleid) niet in zeer korte tijd kunnen laten oplopen van f. 1,6 miljoen tot f. 2,2 mil joen. In dat geval zal de sport ook zelf moeten aange ven in welke mate zij bereid is haar financiële inspan ningen te vergroten teneinde ook het psychologische klimaat beter te maken om zo'n zaak er door te krij gen. Met het college menen wij dat het aanbeveling ver dient alle zaken nu eens eerst op een rijtje te zetten. Daarom heb ik ook altijd gevraagd. Wij moeten niet zo maar wat besluiten. Terecht stelt het college dan ook op bladzijde 12 van de nota: „Naast de aanleg van deze sportaccommodaties zul len er immers in de komende jaren nog meerdere voorzieningen op verschillend terrein moeten worden getroffen. Wij zijn voornemens een overzicht van deze investe ringen en voorzieningen samen te stellen en de finan ciële gevolgen" (ik neem aan dat het college daarbij denkt aan de kapitaalslasten en aan de onderhouds kosten) „hiervan te berekenen, zodat aan de hand hiervan prioriteiten gesteld kunnen worden en wel licht ook een fasering in jaren kan worden vastge steld." Tegen het gestelde zeg ik helemaal ja. Zo behoort er ook te worden bestuur d. In het voorstel stelt het col lege echter aan het slot: „Gelet op het vorenstaande stellen wij u voor deze nota te aanvaarden als uitgangspunt voor de sport- voorzieningen bij het te voeren investeringsbeleid". Dat begrijp ik niet, want dat vind ik inconsequent. Ik heb geen problemen met deze zin, wanneer het college bedoelt te zeggen, dat de raad kiest voor de in de nota genoemde prioriteiten, wanneer die sport- voorzieningen (atletiekaccommodatie, honkbal/soft- ballaccommodatie en uitbreiding voetbalvelden) pas sen in het geheel van de te verrichten investeringen en wat de gemeente in financiële zin kan verdragen. Er mag echter geen uitspraak worden gedaan, wanneer het goede beginsel wordt uitgesproken dat eerst alles op een rijtje moet worden gezet. In de laatste zin van het voorstel wekt het college niet reële verwachtin gen bij de betrokkenen. Ik heb mijn handtekening onder de motie gezet, om dat wij naar ik meen begrip moeten hebben voor het feit dat de betrokken verenigingen willen weten waar aan zij toe zijn. Zij willen weten: a) of het qua om vang kan; b) of er fasering dient plaats te vinden; c) voor welk jaar (bijvoorbeeld 1979, 1981, 1983, ik noem maar wat) de genoemde plannen zullen worden opgenomen in het volledige investeringsplan. Het is natuurlijk duidelijk dat de accommodaties gefaseerd moeten worden uitgevoerd en dat zij moeten worden geplaatst naast andere voorzieningen. Wanneer het niet mogelijk is om alle te verrichten in vesteringen binnen de in de motie genoemde termijn van drie maanden op een rij te krijgen, vervalt uiter aard onze poging, Wij vinden dat het mogelijk moet zijn om in globale zin (natuurlijk niet op f. 100,- nauwkeurig) zicht te krijgen op wat in de verschillen de sectors aan investeringen moet worden verricht en wat daarvan de gevolgen zijn. Die gegevens moeten worden geconfronteerd met de verwachtingen omtrent de begroting Wanneer wij hiermede het heilige begin- 44

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1978 | | pagina 45