betreft ben ik het volledig met hem eens. Ik meen
echter ook dat deze discussie niet in de gemeenteraad
thuishoort; dat dient plaats te vinden in het parlement.
De heer LANGE: Mevrouw de voorzitter! Ook wij zijn
het eens met het voorstel om deze brief voor kennis
geving aan te nemen. Op zichzelf zou het wel mogelijk
zijn te discussiëren over deze zaak in de gemeenteraad,
maar het hoort toch veeleer op landelijk niveau thuis.
De heer VAN POPPELEN: Mevrouw de voorzitter!
Onze fractie is het met dit standpunt eens, De menin
gen dienen onzes inziens via de politieke partijen te
worden doorgespeeld naar de plaats waar ze thuis ho
ren, het parlement,
De VOORZITTER: Dames en heren! Ik onderschrijf
de opmerkingen van de heren De Wilde, Lange en Van
Poppelen die eigenlijk ook een antwoord zijn op de
opmerkingen van de heer Visser. De heer Visser heeft
gezegd dat hij verleden week met grote belangstelling
de Kamerdebatten heeft gevolgd; welnu, dat is ook de
plaats waar deze discussie moet worden gevoerd Dat
behoort niet te gebeuren in de raden van 850 gemeen
ten in Nederland.
Met betrekking tot het stuk wordt zonder hoofdelijke
stemming besloten overeenkomstig hetgeen daarom
trent door burgemeester en wethouders is voorgesteld.
De heer Visser verkrijgt op zijn verzoek aantekening
in de notulen dat hij zich met de genomen beslissing
niet heeft verenigd.
f. Brief d.d. februari 1978 van de Vereniging Konink
lijke Nederlandse Heidemaatschappij betreffende een
landelijke leefbaarheidswedstrijd met voorstel de brief
ter afdoening in handen te stellen van de Wijkraad
Soesterberg.
De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! Ik krijg de
indruk dat u blij bent dat er ergens een wijkraad is
waar u dergelijke papieren naar toe kunt sturen; u
bent er dan tenminste van af. Ik denk toch dat er nog
wel meer kernen in Soest met zo'n 4,000 inwoners
zijn - ik denk dan aan Soestdijk-'t Hart - waar aan
deze wedstrijd meegedaan zou kunnen worden, uiter
aard met steun van het gemeentebestuur. Kunt u niet
wat meer kernen in Soest betrekken bij deze wedstrijd?
De VOORZITTER: Dames en heren! Ik moet toch
aan de heer Visser vragen of hij de ingekomen brieven
goed wil lezen. Daarin staat nl.:
„In het verband van deze competitie wordt onder
„kleine kernen" verstaan: herkenbare geografische
eenheden, waarin niet meer dan 4.000 mensen samen
leven. Deelnemen staat dan dus open voor bewoners-
groepen van dorpen en buurtschappen, van buurten
of wijken in grotere steden en van kleine stadjes".
Ik neem toch aan dat de heer Visser niet heeft be
doeld te stellen dat 't Hart een wijk is in een grotere
stad.
Met betrekking tot het stuk wordt zonder hoofdelijke
stemming besloten overeenkomstig hetgeen daarom
trent door burgemeester en wethouders is voorgesteld.
g. Brief van de Niekon-Winkelgroep, p/a Rabobank,
Koninginnelaan te Soest dd. 9 januari 1978 inzake
verfraaiing van het winkelcentrum, met het voorstel
te antwoorden overeenkomstig de ter inzage gelegde
ontwerp-brief.
De heer DE WILDE: Mevrouw de voorzitter! Blijk
baar treden er bij dit soort zaken gemakkelijk mis
verstanden op en denken mensen dat het gemeente
bestuur ik weet niet hoeveel beloofd heeft. Ik vraag
mij af of het college met de antwoordbrief niet bezig
is, een dergelijk probleem opnieuw te scheppen. Zo
zegt het college onder andere:
„De wijze waarop de verschillende winkelcentra aan
dacht zullen krijgen zal nog onderwerp van nadere
studie zijn. Daarbij zal het particulier initiatief zeker
ook een rol moeten spelen."
Ik neem aan dat hierdoor er weer velen zullen zijn die
zich vele bergen zullen voorstellen van hetgeen alle
maal uit de gemeentelijke schoot zal worden toege
worpen. Erger is echter nog de alinea in de antwoord
brief die hierop volgt, want daaruit zou men kunnen
lezen dat men eigenlijk gelijk heeft en dat het aantal
winkels omhoog zou moeten. Er wordt zelfs min of
meer in uitzicht gesteld dat, als binnenkort het be
stemmingsplan wordt veranderd, het allemaal wel
goed zal komen.
Ik heb het gevoel dat wij op deze manier bezig zijn,
probleem na probleem voor ons uit te schuiven en
alvast nieuwe teleurstellingen te wekken. Ik meen
dat de antwoordbrief veel zakelijker en veel concre
ter moet zijn en zich ervoor moet hoeden, ook maar
de minste verwachting in dit opzicht te wekken In
ieder geval zal de alinea over het bestemmingsplan
Soestdijk-'t Hart veel terughoudender moeten worden
opgesteld.
De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! In een ge
sprek met deze mensen is naar voren gekomen dat zij
het verslag van de bespreking op 8 maart jl nog hele
maal niet hebben ontvangen, zodat het ook niet te
controleren was of het gesprek op de juiste wijze is
weergegeven. Ook het verslag van de bespreking op
6 juni 1977 was nog niet in hun bezit Ik dring erop
aan dat, wanneer u gesprekken voett met dergelijke
groepen uit de bevolking en daarvan een verslag wordt
gemaakt, het verslag ook wordt toegezonden aan de
ze groepen, opdat naderhand niet allerlei misverstan
den kunnen ontstaan over al dan niet verfraaiing en
toegezegde veranderingen.
Overigens is deze groep er uiteindelijk op uit, op lan
ge termijn aan een aantal panden een winkelbestem
ming te geven, opdat niet meer gebeurt hetgeen nu
plaats vindt. Ook ik meen dat de toezeggingen die het
college wil vermelden in de antwoordbrief, te vaag
zijn; er worden uitdrukkingen gebruikt als „in breder
verband" en „in het kader van". Wanneet zal dat alle
maal gebeuren en wat wordt precies bedoeld met „in
breder verband"? Ook ik zal graag zien dat het college
zakelijker en preciezer aangeeft wat het wil met deze
groep mensen die zich inderdaad enigszins ongerust
maakt.
De heer LANGE: Mevrouw de voorzitter' Ik ben juist
bijzonder tevreden met deze antwoordbrief, waarin
genuanceerd op de vragen wordt ingegaan. Men moet
ook de intelligentie van de mensen niet onderschatten
en men behoeft de zaken helemaal niet abrupt af te
doen, In de antwoordbrief wordt duidelijk aangegeven
wat de mogelijkheden zijn, zonder dat daaruit toezeg-
fingen zijn te halen waarop later weet een beroep zou
unnen worden gedaan. Er wordt een aantal mogelijk
heden beschreven, waarbij ook duidelijk wordt gezegd
dat de verbeteringen niet op korte termijn kunnen wor
den aangebracht. Aan duidelijkheid laat deze brief dan
ook mijns inziens niets te wensen over en ik begrijp de
geleverde kritiek hierop helemaal niet
De heer VAN POPPELEN: Mevrouw de voorzitter!
Deze antwoordbrief heeft ook de instemming van on-
57