zou dan de hele achtergevel moeten verplaatsen en dat is helemaal niet de bedoeling; de heer Nuijten wil al leen maar ruimte hebben om te kunnen tekenen. Er zijn in Soest wel meer voorbeelden van ateliers die in de tuin staan, precies op de erfafscheiding, dus er zijn al precedenten geschapen. Ik stel het college dan ook voor toch nog eens met de heer Nuijten te gaan praten en hem in de gelegenheid te stellen om iets te bouwen dat wél mogelijk is. Dat kan ook wel als de heer Nuijten iets minder wil bou wen dan nu de bedoeling is en het meer doet onder het hoofd van bergruimte of garage. Ik ga nu niet akkoord met het voorstel. De heer GOOTE: Mevrouw de voorzitter! Wij zijn het wel eens met het voorstel. In geen enkel bestemmings plan bestaat trouwens de mogelijkheid die nu wordt gevraagd door de heer Nuijten. Wel getuigt het van enige onzorgvuldigheid van het college dat na het ge sprek in oktober 1972 met deze zelfbouwers niet schriftelijk is vastgelegd wat al dan niet toegestaan is; dat is later met andere zelfbouwers wél gedaan. Ik be treur het dat het in dit geval niet is gebeurd en ik bind het college graag op het hart, juist omdat het voor zelfbouwers bijzonder belangrijk is om precies te we ten waar zij aan toe zijn, om voortaan zwart op wit aan te geven wat de precieze bouwmogelijkheden zijn. Dit zal de heer Nuijten overigens niet helpen. Wethouder HOEKSTRA: Mevrouw de voorzitter! Op blz. 2 bovenaan wordt een argument van de heer Nuijten aangehaald dat luidt: „Zonder blikken of blozen is voorbij gegaan aan af spraken die op 16 oktober 1972 door vertegenwoordi gers van het college met de „zelfbouwers" uit die wijk zijn gemaakt." Die zin is helaas fout; er is nl. geen enkele vertegen woordiger van het college bij die bespreking aanwezig geweest. De heer VISSER: Er staat ook niet dat léden van het college aanwezig zijn geweest bij dit gesprek; er wordt gesproken over vertegenwoordigers van het college, dus mensen die het college vertegenwoordigen. Wethouder HOEKSTRA: Toen de eerste uitwerking van Klaarwater aan de orde was, is eerst gesproken met bouwondernemers die rijen huizen hebben gebouwd. Bij de tweede uitwerking is een aantal zelfbouwers uit genodigd en daarmee is op 16 oktober 1972 gesproken door twee ambtenaren van de gemeente. In die bespre king is gesproken aan de hand van een concept-uitwer king van dit deel van Klaarwater en daarbij konden op merkingen worden gemaakt die vervolgens zouden worden meegenomen in de verdere plannen. Drie maan den later, nl. op 15 januari 1973, is dit uitwerkingsplan ter visie gelegd. Ik wijs er voorts op dat van dit soort besprekingen nooit notulen werden gemaakt, hoewel wij tegenwoor dig misschien wel een soort puntenlijst zouden maken. Van de gesprekken met de bouwers over de eerste uit werking van Klaarwater zijn indertijd ook geen notulen gemaakt. Bovendien is er niets veranderd in de con cepten die op 16 oktober 1972 zijn besproken. Die concepten zijn op 15 januari 1973 ongewijzigd ter vi sie gelegd en vervolgens conform vastgesteld. Ik begrijp dan ook niet wat er hier te belazeren valt, een woord dat de heer Visser opnieuw heeft gebruikt. De heer VISSER: Het gaat mij erom dat de mensen zich belazerd vóelen. Wethouder HOEKSTRA: Ja, dat is wel mogelijk, maar ik begrijp toch niet hoe die mensen aan dit gevoel zijn gekomen, want er is niets veranderd in de concepten, zoals ik al uiteen heb gezet. Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aan- geno men. De heer Visser verkrijgt op zijn verzoek aantekening in de notulen dat hij zich met de genomen beslissing niet heeft verenigd. 74 Voorstel van de commissie voor de beroepschriften tot het nemen van een beslissing op een door de heer J.L. Rodenburg ingesteld beroep tegen de weigering van een bouwvergunning. Dit voorstel wordt zonder discussie en zonder hoof delijke stemming aangenomen. 75 Voorstel van de commissie voor de beroepschriften tot het nemen van een beslissing op een door de heer Ch.H. Brunet de Rochebrune te Zeist ingesteld beroep tegen de weigering van een bouwvergunning. De heer VAN AALST: Mevrouw de voorzitter! Ik heb wel enige moeite met dit voorstel. Zo staat in het voorstel onder andere: „dat burgemeester en wethouders desondanks bereid waren een vergunning af te geven, mits de bewoners van het gehele blok zich met het bouwplan akkoord konden verklaren;". Als nu de heer Carree tot overeenstemming met deze bewoners kan komen, kan hij dan opnieuw een aan vraag om een bouwvergunning indienen? De VOORZITTER: Die aanvraag kan natuurlijk altijd worden ingediend, maar of de vergunning dan ook zal worden verstrekt, kan ik nu niet zeggen. Dat zal als dan moeten worden bekeken. De heer DE WILDE: Mevrouw de voorzitter! Onder punt 8 van het advies van de commissie wordt gezegd dat de woning niet meer aan de huidige eisen voldoet. Ik neem aan dat het college het daarmee ook eens is. Als inderdaad de woning niet meer aan de huidige eisen voldoet, vind ik het in feite te gek dat burenru zies verhinderen om een woning in overeenstemming te brengen met de huisvestingseisen waaraan wonin gen behoren te voldoen. Daar behoort het gemeente bestuur zich niet bij neer te leggen. Het gemeentebe stuur moet nu als de bliksem een bestemmingsplan ontwerpen; dat moet zeker niet op de lange baan worden geschoven. Als er ooit aanleiding is voor het maken van een zogenaamd postzegelplan - waarvan ik op zichzelf overigens geen voorstander ben, maar hier ligt dat toch wel anders - dan geldt het wel voor dit ge val. Het mag niet zo zijn dat mensen die graag hun woningen willen aanpassen aan de eisen van de tijd, de dupe worden van het niet willen verlenen van me dewerking daaraan door de buren en dat de overheid vervolgens - de overheid die onder andere tot taak heeft om ervoor te zorgen dat mensen inderdaad in overeenstemming met de eisen van de tijd gehuisvest worden - tot niets-doen zou zijn gedoemd. Ik zal graag horen dat het college niet van plan is om het hierbij te laten zitten, maar dat het nu stante pede de nodige maatregelen op grond van de wet op de ruimtelijke ordening zal nemen om aan deze toestand een eind te maken, overigens uitgaande van de veronderstelling dat de commissie in haar diagnose - dat het hier gaat om een situatie die niet in overeenstemming is met de eisen van de tijd - het bij het juiste eind heeft gehad. 92

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1978 | | pagina 93