leesmap voor de raad in januari jl. is vermeld. Het lijst
je dat de inhoud van de leesmap voor de raad weer
geeft, zit altijd bij de raadsstukken. Wij gaan vaak op
dat lijstje af wanneer wij willen nagaan wat er in de
leesmap voor de raad ter inzage ligt. Als de wethouder
zegt dat het genoemde ontwerp vanaf 5 januari jl.
voor de raad ter inzage ligt, moet ik dat van hem aan
nemen, maar ik denk niet dat velen het in de chaoti
sche leeskamer hebben ontdekt.
De VOORZITTER: Nu geef ik graag het woord aan
andere raadsleden, dames en heren. Ik moet u overi
gens zeggen dat ik mij altijd bij een interpellatie wat
anders voorstel bij de interpellant. Maar dat zal aan
mij liggen.
De heer STORIMANS: Mevrouw de voorzitter! Ik wil
toch eens een ander geluid laten horen. En om er zeker
van te zijn dat ik nette woorden zal gebruiken (ik heb
bovendien mevrouw Oranje in de zaal zien zitten)
heb ik wat ik wil zeggen op papier gezet.
Ik heb gelezen dat de heer Visser ervan uitgaat dat
wethouder Menne tijdens de voorlichtingsavond in
Overhees 2 loog.
De VOORZITTER: Dat staat in de krant.
De heer STORIMANS: Tegenwoordig schijnt men
niet meer uit te gaan van de eerlijkheid van een ander
en wordt meteen kwade trouw verondersteld.
De VOORZITTER: Zo is dat.
De heer STORIMANS: Ook onze plaatselijke politiek
komt bij mij in vele gevallen tegenwoordig over als
een even slimmer willen zijn dan een ander - vooral
met woorden, waarvan u ook vanavond weer een knap
staaltje heeft kunnen constateren. Hierdoor wordt on
ze samenleving (met de nadruk op samen leven) steeds
harder en voor velen ondraaglijk.
Formeel heeft de heer Visser gelijk. De juiste proce
dure is, ondanks de beloften van burgemeester en
wethouders, niet gevolgd. Fijn. Hiervoor, mijnheer Vis
ser, mijn felicitatie.
Informeel kon de heer Visser weten wat burgemeester
en wethouders ten behoeve van de woningbouw gedaan
hadden, mevrouw de voorzitter. Ik zou het dan ook
niet juist vinden (ik zeg dit zo, omdat ik nette woorden
wil blijven gebruiken) als nu door veel babbelen 60 wo
ningen later of helemaal niet gebouwd zouden worden.
Af en toe heb ik het gevoel dat wij, zoals wij hier zit
ten, zijnde mensen die goed gehuisvest zijn, te weinig
bezig zijn met de nood van anderen - tenminste als zij
mensen zijn, want ten aanzien van plantjes en dieren
zijn we heel fel. Ik stel voor het onderhavige plan ten
behoeve van degenen die niet of slecht gehuisvest zijn,
snel in de betrokken commissie te brengen en al op
gang gebrachte procedures niet stop te zetten, opdat
we nu zo vlug mogelijk kunnen gaan bouwen.
De VOORZITTER: Nog een van de leden? Ik zie dat
de heer Visser het woord vraagt. Hij mag als interpel
lant nog wel een keer, hoor.
De heer VISSER: U moet niet zo raar doen. Het is
niets bijzonders. Ik ben interpellant en als u dat niet
aanstaat, dan
De VOORZITTER: Pardon, mijnheer Visser, ik zie
nu dat iemand anders het woord vraagt, nl. de heer
Van den Brakel. Hij heeft het recht om nu het eerst
het woord te krijgen.
De heer VISSER: Ik wil nu even reageren op de woor
den van de heer Storimans.
De VOORZITTER: Neen, ik verleen nu eerst het
woord aan de heer Van den Brakel.
62
De heer VAN DEN BRAKEL: Mevrouw de voorzitter!
Ik ben verheugd over de door de heer Storimans ge
sproken woorden. Toen ik van de week het door hem
bedoelde artikel in de krant las, dacht ik: Waar zijn wij
in Soest toch mee bezig? Wij hebben nu de kans om
voor ongeveer 500 mensen in 197 woningen woonruim
te te creëren, maar nu krijgen wij plotseling weer te
maken met mensen die zich inzetten voor het behoud
van een stukje grasland met landschappelijke waarde.
Ik acht het bepaald niet uitgesloten dat die mensen
zelf op een stukje grond met landschappelijke waarde
wonen dat indertijd op dezelfde manier moest worden
verworven als de grond waarover wij het nu hebben.
Deze mensen maken het ons nu onmogelijk om woning
zoekenden aan woonruimte te helpen. De woningnood
in Soesterberg kan een ramp worden genoemd. Het is
dan ook diep treurig, dat mensen om zo'n onbelangrijk
stukje grond met veel kapsones allerlei dingen in de
krant laten zetten die erop zijn gericht dat het bouwen
van woningen die hard nodig zijn, wordt voorkomen.
De heer BEIJEN: Mevrouw de voorzitter! Wij betreu
ren het dat is verzuimd de commissie ruimtelijke orde
ning te raadplegen over het onderhavige plan. Het
verheugt ons dat het plan en de reacties daarop nu zo
snel mogelijk in de commissie zullen worden bespro
ken. Al eerder, ook in commissievergaderingen, heeft
de V.V.D. ervoor gepleit dat niet alleen Overhees 2,
maar ook Overhees 3 alvast in voorbereiding zou wor
den genomen gezien de grote nood die er in Soest met
betrekking tot de huisvesting heerst. Misschien is de on
derhavige aangelegenheid een waarschuwing voor het
college om nog sneller dan misschien voorzien was
Overhees 3 alvast in behandeling te nemen, omdat het
mijns inziens nog niet zeker is, dat er overeenkomstig
de planning in 1980 na de bouwvakvakantie met de
realisering van Overhees 2, tweede fase, kan worden
begonnen. Het zou onzes inziens betreurenswaardig
zijn als het licht dat nu begint te schijnen in Overhees
2, tweede fase, nog later zou gaan schijnen voor de
mensen in onze gemeente die zo hard woonruimte no
dig hebben.
Wij ondersteunen van harte het betoog van de heer
Van den Brakel en ook vele punten uit het betoog van
de heer Storimans.
De heer JONKER: Mevrouw de voorzitter! Ik vind dat
wij nu toch wel aan het eind van de avond (dit heeft
er misschien ook wel mee te maken) bezig zijn emo
tioneel wat op hol te slaan. Ik geloof dat dat toch niet
helemaal nodig is. Ik ben er volledig van overtuigd dat
de wethouder volkomen te goeder trouw geweest is
en verleden week bepaald niet de zaak heeft beduveld.
Ik ben er ook van overtuigd dat het college zijn uiterste
best doet om het nodige te doen aan de afschuwelijke
woningnood.
Verder zou ik willen constateren dat de heer Visser in
keurige bewoordingen (op de door hem gestelde vra
gen is niets aan te merken) heeft gewezen op een aan
tal spelregels die wij met elkaar hebben afgesproken
en heeft gevraagd of de spelregels allemaal goed nage
leefd zijn. Welnu, daarop heeft de wethouder in even
keurige bewoordingen geantwoord. De wethouder
heeft geconstateerd dat in een aantal gevallen de spel
regels niet zijn nageleefd en hij heeft daarvoor excuses
aangeboden. Tot zover vond ik de discussie zeer rede
lijk. Daarna zijn er allerlei verhalen uit de krant bijge
haald. Wij allen weten dat, hoewel de persmensen hun
best doen, de weergave in kranten soms niet helemaal
overeenstemt met wat in schriftelijke vragen en in een
raadsvergadering naar voren is gebracht. Op basis van