wat in kranten staat kunt je iemand niet op een dusda
nige manier tot de orde gaan roepen als hier zoeven tot
mijn verbazing is gebeurd. Ik had toch wel even de be
hoefte om hierop de aandacht te vestigen.
De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! Ik kan mij
aansluiten bij hetgeen de heer Jonker heeft gezegd. Ik
heb het bedoelde krante-artikel bij mij. Ik vind het
jammer, dat sommige raadsleden geen kranten kunnen
lezen. In het krante-artikel staat nergens dat ik heb ge
zegd dat de wethouder heeft gelogen. Ik vraag mij dan
ook af hoe men erbij komt dat ik dat wel heb gezegd.
Als het wel in de krant had gestaan, zou dat een in
terpretatie van de krant zijn geweest. Maar niemand
kan in het bedoelde artikel iets aanwijzen dat erop
neerkomt, dat ik heb gezegd dat de wethouder heeft
gelogen. Ik vind dat hier nu wordt gediscussieerd op
een manier die afschuwelijk is.
Het gaat ook niet om grassprietjes en acties die erop
gericht zijn dat woningbouw niet doorgaat. Ik heb er
in mijn inleiding juist op gewezen, dat ik het verschrik
kelijk vind, dat door een procedurekwestie, met name
door een gang van zaken waardoor een bestemmings
plan niet in de openbaarheid is gebracht, woningbouw
op de tocht komt te staan. En ik heb ook gezegd dat
wij ons veel beter kunnen richten op de plekken in
Soest waar wel woningbouw kan worden gerealiseerd.
Ik denk nu met name aan Overhees 3 en 4. En dan
gaat het niet om het aantasten van de Boerenstreek
die in het ontwikkelingsplan als reserve-woongebied
is genoemd. Over het ontwikkelingsplan zouden wij
niet meer praten. De Boerenstreek is duidelijk een
grens, ook van het streekplan en van een gebied dat
voorlopig inderdaad niet voor woningbouw is aange
wezen. Als deze grens wordt overschreden, heeft dat
een enorme invloed ten opzichte van het gehele ge
bied.
De VOORZITTER: Wethouder Menne heeft nu het
laatste woord en dan gaan wij naar huis.
Wethouder MENNE: Mevrouw de voorzitter! Ik
vond het niet plezierig het meerbedoelde krante-arti
kel te lezen. Het wordt door de een zus en door de
ander zo geïnterpreteerd. Strikt genomen staat er niet
i n dat de heer Visser heeft gezegd dat ik heb gelogen.
Maar men zou het wel zo kunnen interpreteren. Ik
zeg niet dat dat is gebeurd. Ik ben er ook niet over
begonnen. Ik wil nu wel zeggen, dat ik te goeder
trouw ben geweest. Ik dacht op een gegeven moment:
Men is ervan op de hoogte en ik vraag mij dan ook af
waarom de heer Visser nu zegt wat hij zegt. Ik ben
eigenlijk steeds uitgegaan van de veronderstelling dat
wij het hadden over iets waarvan iedereen op de hoog
te was en waarmede wij zouden kunnen doorgaan.
Voor het overige mag ik wat dit betreft verwijzen naar
wat ik in eerste instantie heb gezegd.
Ik hoop dat het vertrouwen dat ik naar ik meen in de
commissie ruimtelijke ordening toch aan het opbouwen
ben, geen deuk krijgt door bepaalde interpretaties van
een krante-artikel of door vragen van de heer Visser.
Ik hoop voorts dat als er in de toekomst dingen zijn te
melden die het vertrouwen onderstrepen, de heer Vis
ser ook present zal zijn.
De VOORZITTER verklaart de interpellatie voor ge
sloten.
Vervolgens, te 23.10 uur, sluit zij de vergadering.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van
16 augustus 1979.
Mr. J.M. Kruitwagen