die welke thans in de voorliggende nota zijn weerge
geven. Door mij is in de zoeven bedoelde commissie
vergadering gewaarschuwd voor het wekken van al te
grote verwachtingen. Ook de voorzitter wees er toen
op dat wij van zo'n nota, gelet op de wettelijke bepa
lingen, geen wonderen zouden moeten verwachten.
Wel, de nota is er nu en de raad zal de nota moeten
vaststellen of, zoals mevrouw Tomassen zei, voor ken
nisgeving moeten aannemen. Onze fractie heeft met
het vaststellen geen moeite. Wij hebben voor dit stuk
werk veel waardering. Trouwens, als wij de ingedien
de reacties op een rijtje zetten, zien wij dat de nota
bij de belanghebbenden en bij de deskundigen (dit
dient in alle duidelijkheid te worden gezegd) even
eens in goede aarde is gevallen.
Een enkele kanttekening. Het heeft mij in de laatste
vergadering van de commissie onderwijs en jeugdzaken
waarin de onderhavige nota deel heeft uitgemaakt van
de beraadslagingen, bevreemd dat met name mevrouw
Van Gelder een tegenstelling meende te zien in de re
dactie zoals die is weergegeven in de inleiding op pa
gina 3 van de nota. Want mijns inziens stelt het colle
ge daar terecht, dat de overheid (ook de gem eentelijke
overheid) in ieder geval de vrijheid van het bijzonder
onderwijs moet eerbiedigen. Een duidelijker formule
ring is welhaast niet mogelijk. Het college wijst in feite
elke inmenging in de vrijheid van onderwijs terecht
van de hand. Er is dus geen sprake van een tegenstel
ling zoals men die meende te constateren.
Onze fractie heeft veel waardering voor de nota, even
als trouwens het onderwijsveld zelf. Ook de besturen
van de in onze gemeente aanwezige bijzondere scho
len (toevalligerwijze alle drie richtingen.' rooms-katho-
liek, protestants-christelijk en bijzonder neutraal on
derwijs) delen blijkens hun reacties deze mening.
Tot slot zij nog vermeld dat het inm iddels gestarte be
sturenoverleg als een eerste tastbaar resultaat van de
inhoud van de nota bij de belanghebbenden zeer posi
tief is overgekomen en wel eens zou kunnen blijken in
een behoefte te voorzien.
Mevrouw VAN GELDER-CORNELISSEN: Mevrouw
de voorzitter! Ik zou allereerst willen ingaan op wat ik
in de commissie onderwijs en jeugdzaken aan de orde
heb gesteld over de onduidelijkheid in de inleiding van
de nota en wat de heer Verheus heeft bevreemd. Ken
nelijk heeft het college het toch ook wel zo aangevoeld,
aangezien het college, zij het niet tot mijn volle tevre
denheid, een zin aan de inleiding heeft toegevoegd waar
in toch duidelijk de eigen verantwoordelijkheid van
het gemeentebestuur ten opzichte van het openbaar on
derwijs naar voren komt. ik wil hierbij heel duidelijk
het onderscheid maken bij de taken en verantwoorde
lijkheden die de gemeente op het gebied van het onder
wijs heeft. Ook het college stelt dit in de nota. Het ge
meentebestuur treedt ten aanzien van het openbaar
onderwijs op als bevoegd gezag, dat wil zeggen: als be
stuur, hetgeen mijns inziens wil zeggen, dat er te dien
aanzien geen terughoudende opstelling, maar juist een
actieve rol past, uiteraard in overleg met alle betrok
kenen. Dat betekent wel dat na het overleg er beslui
ten en uitgangspunten moeten worden vastgelegd.
Daarnaast treedt de overheid voorwaarden scheppend
op ten opzichte van het bijzonder onderwijs. Hierin
komt duidelijk de vrijheid van onderwijs tot uiting.
Er is al veel gesproken over de onderwijsnota, niet
alleen over de wenselijkheid ervan, maar ook over de
aard ervan, over wat ze zou moeten inhouden. Gezien
onze opstelling, onze vragen en suggesties bij begro
tingsbehandelingen en in vergaderingen van de commis
sie onderwijs en jeugdzaken, kunt u zich voorstellen
dat wij teleurgesteld zijn over de nota. Wij vinden dat
hierin onvoldoende visie van het college op het onder-
wijsgebeuren, met name wat het openbaat onderwijs
betreft, tot uiting komt. Het college begint met het ge
ven van een opsomming van wettelijke regelingen en
vernieuwingsgedachten op landelijk niveau. Wanneer
er echter sprake wil zijn van een eigen gemeentelijk
onderwijsbeleid (hieronder verstaan wij dat duidelijk
moet zijn in welke richting het onderwijs in Soest zich
moet ontwikkelen), zal eerst de eigen visie naar voren
moeten komen, hetgeen naar onze zienswijze betekent,
dat de uitgangspunten moeten worden geformuleerd.
De uitgangspunten moeten dan worden getoetst aan
het wettelijke kader en de wettelijke regelingen en
daaruit blijkt welke mogelijkheden en onmogelijkhe
den er zijn voor het gemeentebestuur - en niet, zoals
het college op bladzijde 18 aan prioriteit stelt, „voor
zover de smalle marge ten opzichte van het rijksbe
leid het toelaat".
Voor beleid is het noodzakelijk dat naast uitgangspun
ten er ook prioriteiten van hetgeen men wil bereiken
worden gesteld en de wegen en de middelen daartoe
worden aangegeven. Het spreekt vanzelf dat wanneer
dat is gebeurd, een en ander geen statisch geheel kan
zijn, maar regelmatig geëvalueerd en bijgesteld moet
worden aan de hand van de dan bestaande inzichten.
Wij missen in de nota een aantal zaken. Blijkens de re
acties staan wij hierin niet alleen. De in de reacties ge
vraagde duidelijkheid wordt door het college niet ver
werkt, maar ter bespreking doorgevoerd naar scholen,
besturenoverleg, hoofdenberaad en schoolraad. Ook in
de reactie van het hoofdenberaad komt tot uiting, dat
het van mening is dat de nota aan de vage kant is. Het
hoofdenberaad heeft zelfs voorgesteld een commissie
te benoemen die bijvoorbeeld voorbereidend werk voor
de nota zou kunnen verrichten, bijvoorbeeld in de
vorm van pre-adviezen, Het is ons niet duidelijk waar
om het college hierop niet is ingegaan.
Als voorbeeld van de onduidelijkheid wil ik nog noe
men het commentaar van het college op een reactie
van de Rinke Tolmanschool. Van de kant van deze
school is gevraagd hoever de integratiegedachte van de
gemeente gaat. Het commentaar van burgemeester en
wethouders is, dat de invulling hiervan moet geschie
den door het schoolteam in overleg met de betrokke
nen. Juist hieruit blijkt het gemis aan uitgangspunten.
Wat heeft het college gedaan? Het college heeft met
betrekking tot de integratiegedachte in Soest alleen
een aantal zaken overgenomen die in het ontwerp van
wet op het basisonderwijs zijn geformuleerd. Het col
lege stelt dat met name de doelstellingen moeten wor
den geformuleerd door het team. Ik ben van mening
dat juist wanneer je praat over de verantwoordelijkheid
van het bestuur, de gemeente in overleg met alle be
trokkenen, niet alleen het hoofdenberaad, maar tevens
de ouders, moet zeggen wat haar uitgangspunten zijn.
Niet duidelijk is bijvoorbeeld of het college op dit mo
ment van mening is, dat het selectiesysteem ook in het
lager onderwijs te sterk aanwezig is. Ik denk nu met
name aan het jaarklassensysteem, maar in het bijzon
der aan de vraag of dit systeem moet worden doorbro
ken, of het onderwijs met inachtneming van een zoda
nige tempodifferentiatie moet worden gegeven, dat het
tempo is aangepast aan de individuele leerling.