Hetzelfde geldt ten aanzien van de toetsen. Het college
noemt als beleidsoverweging dat zal moeten worden
bekeken welke toetsen zouden moeten worden ge
bruikt. Het college doet er daarbij geen uitspraak over
of het van mening is, dat er selectie moet plaatsvinden
dan wel van mening is dat er bijvoorbeeld alleen zou
moeten worden bekeken op welk niveau een leerling
op een bepaald moment zit, zodat je dat in evaluatie
ve zin kunt gebruiken. Dit alles heeft te maken met
visie op onderwijs en met de vraag of je vindt, dat het
onderwijssysteem zoals het nu functioneert, hoewel er
vele goede kanten aan zitten, toch wel het competitie-
denken bevordert. Reeds bij vorige gelegenheden is on
ze fractie hierop ingegaan. En in de reactie van de
werkgroep onderwijs van de P. v.d. A. is nogmaals een
aantal suggesties aangedr agen.
Het zal duidelijk zijn dat wij de nota niet zien als een
beleidsnota. Wij zien haar eerder als een wat globale,
vage doelstellingennota. Wij zijn dan ook van mening
dat het hoofdstuk waarin sprake is van beleidsaanbe
velingen, beter de naam „Doelstellingen" kan krijgen.
Wij vragen het college met een uitwerking van de nota
te komen. Dit zou zo moeten gebeuren dat het colle
ge, in overleg met betrokkenen, binnen twee a drie
maanden komt met een voorstel tot een prioriteiten
stelling ten aanzien van de doelstellingen, alsmede m et
een aanduiding van de tijd waarin de uitwerking van
de doelstellingen zal plaatsvinden.
Op bladzijde 21 van de nota gaat het college in op een
bestuurscommissie ex artikel 61 van de gemeentewet
voor het openbaar onderwijs. Daar komt heel duide
lijk tot uiting dat het college op het standpunt staat,
dat de primaire verantwoordelijkheid bij het gemeen
tebestuur moet liggen en dat het gemeentebestuur de
richtlijnen moeten aangeven. Wij zijn over deze zaak,
over de vraag op welke wijze de hele medezeggen
schap, maar ook de zeggenschap zou moeten worden
geregeld binnen het onderwijs, niet uitgedacht. Wij
willen dan ook over het instellen van een commissie ex
artikel 61 op dit moment nog geen uitspraak doen.
Wij zullen, naar wij hopen over een maand, hierop te
rugkomen in de commissie onderwijs en jeugdzaken.
Wethouder PLOMP: Mevrouw de voorzitter! Voor
sommigen onder de raadsleden is er een tegenstelling
tussen terughoudendheid en stimuleren, voor anderen
is dat niet het geval. Voor de eersten wil ik de beteke
nis van een en ander uitleggen.
Terughoudendheid betekent dat je je er op een gege
ven moment niet tot het uiterste mee bemoeit hoe
iets zou moeten gebeuren. Stimuleren wil zeggen dat
je bepaalde zaken toch wel aanzwengelt. Ik kan een
voorbeeld geven als ik denk aan de integratie. Je kunt,
denk ik, als gemeentebestuur de integratie stimuleren
door er bij herhaling over te spreken en er bij herha
ling allerlei dingen aan te doen, bijvoorbeeld via
scholenbouw, bijscholing enz., maat ik denk datje als
gemeentebestuur bijzonder terughoudend moet zijn
om precies voor te schrijven hoe de integratie zou
moeten geschieden. Ik dacht dat de termen „terug
houdendheid" en „stimuleren" bijzonder goed naast el
kaar kunnen worden gebruikt en ik meen ook, dat ze
in ministeriële nota's bij herhaling als zodanig ook in
onderwijsteksten voorkomen. Ik ben niet de enige die
er zo over denkt.
Ten aanzien van de opmerking dat het ontwikkelings
plan in zijn geheel zou moeten worden weergegeven,
wijs ik erop, dat er, om de nota enigszins hanteerbaar
te houden, is gepoogd de hoofdlijnen van het ontwik
kelingsplan in de nota aan te geven. Wij weten ook
hoe thans over het ontwikkelingsplan wordt gedacht
en wij hebben in ieder, geval gepoogd om daar nog iets
van mee te nemen in de nota.
Op de vraag hoe thans de optimale spreiding van zui
len in de diverse wijken kan worden teweeggebracht
moet ik zeggen, dat als men optimale spreiding wil
plegen (dit is trouwens ook een wettelijk voorschrift),
men natuurlijk wel de kindertjes moet hebben, die bij
de optimale spreiding een grote rol spelen. Wij hebben
het net meegemaakt, dat in bepaalde gevallen de opti
male spreiding niet haalbaar is eenvoudig omdat daar
de personen voor ontbreken. Dat neemt echter niet
weg, dat er steeds naar wordt gestreefd de optimale
spreiding tot stand te brengen. Watje daaraan moet
doen is: gewoon bekijken of je kunt inspelen op de
behoeften die de zuilen hebben en proberen daaraan
tegemoet te komen. Ik meen dat dit eigenlijk steeds
gebeurt. Maar je moet er wel mensen voor hebben.
De veilige schoolwegen krijgen inderdaad de aandacht
in de desbetreffende stukken die door het college
worden geproduceerd. Ik meen dat het hier meer een
ruimtelijk probleem betreft en wil er dan ook niet te
veel op ingaan. Wel kan ik zeggen dat met name in
Overhees is en wordt gepoogd bij nieuwbouw in ieder
geval zodanige terreinen te reserveren, dat er niet di
rect, overdreven gezegd, snelwegen langs lopen. Maar
je zit natuurlijk met het feit dat moet worden afgewo
gen wat de voorrang heeft. Ook daar is de raad bij be
trokken. Men kan dus bij nieuwbouw steeds bekijken
of men fouten die in het verleden zijn gemaakt (er
zijn in het verleden inderdaad fouten gemaakt) zou
kunnen voorkomen of in ieder geval zo veel mogelijk
zou kunnen beletten.
Met betrekking tot de vraag over het maken van een
pool van wachtgelders die zouden kunnen inspringen
kan ik zeggen, dat met betrekking tot het inspringen
in moeilijke situaties, bijvoorbeeld bij ziekte, wij bin
nen onze gemeente nauwelijks problemen hebben. Er
zijn steeds voldoende mensen voorhanden. Ook het
hoofdenconvent houdt zich hiermede bezig alleen
vanuit zijn verantwoordelijkheid om te zorgen dat de
kinderen aan hun trekken komen en niet voortijdig
naar huis worden gestuurd. Er zijn in dit opzicht mo
menteel nauwelijks problemen.
Misschien heeft de inspectie bepaalde wensen wat het
inzetten van wachtgelders betreft. Dat zullen wij
moeten bekijken.
Het is duidelijk dat het stellen van prioriteiten waar
van sprake is op bladzijde 30 van de nota, moet wor
den gezien in het kader van het voornemen van het
college om met een voorjaarsnota te komen. Het is de
bedoeling dat de schoolbioloog, de regionalisering van
de schooladviesdiensten enz-, daarin worden opgeno
men.
Met betrekking tot de vraag of de in de nota opge
nomen doelstellingen bij beleidsvoornemens kunnen
worden gecontroleerd in raadscommissies wijs ik er
op, dat er steeds zo veel mogelijk naar wordt ge
streefd, dat de zaken die op het onderwijs betrekking
hebben, in de betrokken commissie naar voren ko
men. Natuurlijk zullen ook de beleidsvoornemens bij
de uitwerking in de commissie komen als zij daarvoor
rijp zijn.
Er is door mevrouw Tomassen gezegd dat zij niet al
leen staat met haar mening dat de nota niet voldoet aan
83