de eisen die zij eraan zou willen stellen. Ik verwijs naar hetgeen de heer Verheus heeft gezegd en ik constateer dat de heer Verheus helemaal niet alleen staat met zijn stelling dat als men de stukken leest, er een heel dui delijke tendens te zien is. Mevrouw Tomassen wenst bepaalde concrete formu leringen, omdat die meer zekerheid zouden geven. Ik kan hierop niet concreet ingaan, omdat ik uit mijn desbetreffende aantekeningen niet kan opmaken wat zij precies heeft bedoeld. Dat hoor ik dan wel in twee de instantie. De opmerking van mevrouw Tomassen dat het om gro te lijnen moet gaan is juist. De details kunnen in de commissie aan de orde komen voor zover het zaken betreft die de raad aangaan en ze kunnen natuurlijk ook, zoals het behoort, met het onderwijsveld zelf worden besproken. Ook ten aanzien van de opmerking van mevrouw To massen dat het onderwijsveld niet voldoende is inge schakeld kan naar mijn mening worden verwezen naar de heer Verheus, die heeft gezegd dat er in 1974 is gezegd dat er een nota zou moeten komen. Wij hebben vanaf 1974 tot heden het onderwijsveld voortdurend geraadpleegd en zullen dat in de toekomst ook doen. Mevrouw Tomassen weet net zo goed als ieder ander dat wij niets anders doen dan het onderwijsveld raad plegen en dat wij daarom de nota hebben samenge steld zoals wij dat hebben gedaan. Ik denk nu aan bij voorbeeld het raadplegen van het onderwijsveld ten aanzien van zaken waarvan anderen vinden, dat ze al eerder concreet hadden moeten zijn uitgewerkt. Dat zou een tegenstrijdigheid zijn. Wij willen juist het on derwijsveld betrekken bij het tot stand brengen van allerlei zaken. Dat zou natuurlijk niet gebeuren als wij al a priori wisten hoe het allemaal precies zou moeten. In een bepaalde reactie uit het veld staat, dat de wereld zo snel verandert. Welnu, als de wereld zo snel veran dert, vind ik datje om die reden niet steeds met voor gebakken koeken het veld in moet gaan. Juist omdat de wereld zo snel verandert, moetje een bepaalde marge hebben waarbinnen je kunt handelen. Er is gevraagd om een prioriteitenlijst met een tijd schema. Ik moet zeggen dat ik daar bijzonder veel moeite mee heb. Het is natuurlijk prettig om aan de hand van een prioriteitenlijst en een tijdschema te controleren of het college zijn werk goed doet, ik be grijp natuurlijk dat dat erg belangrijk kan zijn, maar als men de doelstellingen goed bekijkt, ziet men na tuurlijk dat bepaalde zaken al lang aan de gang zijn (wij zijn al lang bezig met integratie, wij proberen al lang met betrekking tot de ouderparticipatie tot een goede gang van zaken te komen) en ik zie niet hoe ik een prioriteit zou moeten aangeven tussen de ouder participatie en de integratie, laat staan dat ik in een tijdschema kan aangeven wat en wanneer met betrek king tot de ouderparticipatie, moet zijn gebeurd. Ik noem nu twee voorbeelden die mij het beste liggen. Er kunnen misschien zaken worden bedacht waarbij een en ander wel zou kunnen. Wel, dan zullen wij het proberen. Maar ik kan niet generaal zeggen dat alle za ken in een tijdschema kunnen worden ingebed of in een prioriteitenlijst kunnen worden gezet, aangezien bepaalde zaken gewoon naast elkaar bestaan. Door mevrouw Blommers zijn de consequenties van de afname van de leerlingentallen aangezwengeld. Na tuurlijk is het zo, dat de afname van de leerlingental len grote belangstelling heeft niet alleen van degenen die er rechtstreeks mee hebben te maken, maar ook van het rijk. Van rijkswege probeert men erop in te spelen bijvoorbeeld door financiën ter beschikking te stellen voor bijvoorbeeld verlaging van schalen en po gingen om mensen in te zetten die geen werk hebben. Ik denk hierbij ook aan deelbanen, hoewel het niet zeker is dat zij extra werk geven Men is van alle kan ten bezig in te springen op de teruggang van de leer lingentallen, maar wij zoals wij hier zitten kunnen er weinig aan doen. Wat de integratie betreft, moet er inderdaad worden gestreefd naar hulp van de schoolbegeleidingsdienst. Dat is natuurlijk iets dat wij stimuleren. De aangepaste leerlingenprognose is toegezegd. Wij geven in Soest inderdaad bijzonder veel aan het onderwijs uit. Wij geven terzake veel meer uit dan van hogerhand wordt voorgeschreven. Wij zijn wat dit be treft overigens helemaal niet uniek; men doet het lan delijk vrijwel overal. Wij gaan in dezen dit jaar bijna f. 2 miljoen uit boven de eisen die het ministerie stelt. Ten aanzien van de opmetking van mevrouw Blom mers dat de problemen met betrekking tot de accom modaties moeten worden opgelost meen ik, dat er op dit moment misschien enkele problemen zijn. Ik denk bijvoorbeeld aan Overhees, waar het aantal leerlingen kan groeien door verhuizingen enz. Wij proberen na tuurlijk steeds om wat de accomm odaties betreft tij dig in te spelen op de behoeften Het is bekend dat er een circulaire uit Den Haag van december jl is waarin staat, dat het rijk er voortaan steeds inspraak in moet hebben hoe bestaande ruimten het beste kunnen wor den ingedeeld. Dit betekent dat wij, terecht, behoorlijk op de vingers worden gekeken met betrekking tot de toewijzing van ruimte. Ik weet niet of dat in de toe komst niet hier en daar probleempjes kan geven, om dat men vindt dat alle bestaande ruimten voor het on derwijs moeten worden gebruikt. Ik hoop niet dat dat inhoudt, dat sommige scholen ergens een klas in een dependance moeten onderbrengen, aangezien wij dan toch wel grote problemen zouden krijgen. Inderdaad hebben wij indertijd gesteld dat er geen wonderen zijn te verwachten. Die zullen et ook nooit komen. Maar wij proberen wel wonderen te doen met de f. 2 miljoen extra en dat merkt het onderwijsveld natuurlijk ook. De opmerkingen van de heer Verheus dat ook de des kundigen goed over de nota hebben geoordeeld is al leen maar plezierig en bevestigt alleen maar, dat het college ook niet alleen staat. Ik heb aangetekend, dat mevrouw Van Gelder heeft gezegd dat het overleg over een aantal zaken tot be sluiten zal moeten leiden. Misschien heb ik deze aan tekening te kort gehouden. Ik meen in ieder geval dat het vanzelfsprekend is dat als wij overleg plegen, met wie dan ook, wij vervolgens ook proberen tot besluiten te komen. Met betrekking tot de opmerking van mevrouw Van Gelder dat de nota onvoldoende visie tot uitdrukking brengt zou ik willen zeggen, dat er mensen zijn die er anders over denken. Mevrouw Van Gelder heeft gezegd dat zij vindt dat de verwijzing naar het landelijke niveau te uitgebreid is. Maar zij heeft ook gezegd dat bij de prioriteiten de wegen en de middelen moeten worden aangegeven. Nu doet het gekke feit zich voor dat juist bij onderwijs het rijk met betrekking tot de wegen en de middelen een

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1979 | | pagina 137