komen voor de toewijzing van woonruimte. Ik neem aan dat het puntensysteem in de commissie maat schappelijke dienstverlening zal worden doorgespro ken voordat het definitief wordt bekend gemaakt. Het is natuurlijk heel belangrijk dat de woningzoekenden ook precies weten hoe dit systeem werkt en dat zij zelf aan de hand hiervan ongeveer het tijdstip kunnen bepalen waarop zij voor de toewijzing van woonruim te in aanmerking kunnen komen. Ten aanzien van de samenspraak met alle belangheb benden die bij het woonruimteverdelingsgebeuren be trokken zijn voor het zo goed mogelijk coördineren van de woningtoewijzing hebben wij ons afgevraagd of daarbij niet ook de Stichting Federatieve Raad voor het Bejaardenwerk zou moeten worden betrokken, met name wat de een- en tweepersoonshuishoudens betreft, gegeven het feit dat wij in onze gemeente een vrij groot aantal uit bejaarden bes taande dergelijke huishoudens hebben. De door de provincie voorgeschreven VVT is uitdruk kelijk bestemd voor het bouwen van woningen. In de nota wordt deze theorie natuurlijk verweven met an dere zaken, omdat het toewijzen van woningen na tuurlijk sterk wordt beïnvloed door wat er wordt ge bouwd. Maar ik meen dat wij als gemeente toch wel wat andere normen toepassen bij het toewijzen van woningen. Bij het ontwerpen van bestemmingsplannen moetje aan de hand van de VVT aantonen hoeveel woningzoekenden er zijn die aan de criteria van de provincie voldoen. Ik dacht dat het, gegeven de toch betrekkelijk beperkte hoeveelheid grond die wij in on ze gemeente hebben en mede gelet op het grote aantal woningzoekenden dat aan de toetsingscriteria voldoet, niet moeilijk zal zijn om gedeputeerde staten te over tuigen van de noodzaak van hetgeen wij als gemeente voorstaan. Wij hebben in het verleden een commissie gehad die naar ik meen commissie woonruimtebeleid heette. Die commissie vergaderde twee of drie keer per vier jaar. Ze had verder niets in te brengen, ze was er, maar ze zag toe en zweeg, want ze kon verder niets doen. Ik ben er nu wel benieuwd naar hoe het college denkt over het geven van inhoud aan de taak van de commissie maatschappelijke dienstverlening met be trekking tot de toch wel zeer precaire zaak van de woonruimteverdeling. Onze fractie is met de nota op zich zelf bijzonder ge lukkig en wij hopen, dat de nota mede kan bijdragen tot een zo rechtvaardig mogelijke verdeling van de be trekkelijk geringe hoeveelheid woonruimte die wij hebben onder het grote aantal woningzoekenden waarmede wij hebben te worstelen. Mevrouw ALLARD-KNOL: Mijnheer de voorzitter! Wij hebben al herhaalde malen gezegd dat wij de nota voortreffelijk vinden, maar wij willen nu niet nalaten dat nog even te herhalen. In de commissie maatschappelijke dienstverlening heb ik gevraagd of de uitwerking van de nota gepaard zal gaan met extra werkzaamheden voor de ambtenaren en of er hierdoor uitbreiding van het ambtenarenbestand moet volgen. Ik heb gezien dat het antwoord op deze vraag niet is genotuleerd. Ik zou er prijs op stellen als de vraag hier nog eens werd beantwoord. Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONEN- BERG: Mijnheer de voorzitter! Mevrouw Van Gelder heeft een relatie gelegd tussen het puntensysteem en de sociale binding, die door het college toch erg hoog wordt aangeschreven. Het is duidelijk dat als je afwijkt van een handleiding die gedeputeerde staten geven, je heel duidelijk moet zijn in de criteria die je aanleg; Het is op zich zelf niet moeilijk om dat onder te bren gen in een puntensysteem. Dat is een kwestie van toe kenning. Het probleem is gelegen in het met elkaar eens worden over de criteria. Ik denk dat het in de eerste plaats een zaak van de commissie is om erover tot overeenstemming te komen wat de criteria zijn voor het totale puntensysteem. Dan komen wij er uiteraard in de commissie maatschappelijke dienst verlening op terug, om er daar inzage van te geven. Maar op zich zelf behoeft een puntensysteem op ba sis van sociale binding niet moeilijker te zijn dan een puntensysteem op basis van bijvoorbeeld medische in dicaties. Op de vraag van mevrouw Van Gelder hoe het colle ge de relatie tussen dringende arbeidsplaatsen in de gemeente en het puntensysteem ziet kan ik zeggen, dat wij inmiddels een grondig contact hebben gehad met het gewestelijk arbeidsbureau en de Kamer van Koophandel en Fabrieken en dat wij ons er goed over hebben geihformeerd hoe dit punt in andere ge meenten speelt. In bijvoorbeeld Amersfoort gaan het gewestelijk arbeidsbureau en de Kamer van Koophan del en Fabrieken met de chef van het bureau huisves ting samen na of de urgenties die door werkgevers worden aangegeven, juist zijn. Het gewestelijk ar beidsbureau toetst te dien aanzien aan de hand van de vraag of de vervulling van arbeidsplaatsen in kwestie ook binnen zijn regio is op te lossen. Als dat niet zo is (ten aanzien van een aantal beroepen is het heel moeilijk om aan arbeidskrachten te komen), kan een urgentieverklaring worden verleend. Die gang van za ken blijkt aldaar goed te werken. Wij hebben in het desbetreffende overleg afgesproken, dat terzake de urgentie in de eerste plaats zal worden bekeken in re latie met het geven van woonruimte. Dit klinkt wat gemakkelijk, maar in de praktijk zal het erop neerko men dat wij in de eerste plaats flats zullen toewijzen. Als er bij de arbeidsplaatsurgentie ook nog een speci fieke sociale of medische urgentie komt, wordt de so ciale of medische urgentie meegenomen met de ande re sociale en medische urgenties die wij al hebben en wordt ze daarnaar afgewogen. Het zou dus kunnen ge beuren dat iemand een flat toegewezen krijgt op basis van een arbeidsplaatsurgentie en dan gewoon op de lijst komt als zoekende naar een eengezinswoning. Op de vraag van de heer Visser of het woonruimtever- delingsbeleid een vast punt wordt in de commissie maatschappelijke dienstverlening moet ik zeggen, dat in deze commissie is toegezegd dat ze een halfjaarlijks overzicht krijgt net zoals de bevolking een halfjaarlijks overzicht krijgt. Het betreft hier gewoon openbare stukken die in de commissie kunnen worden bespro ken. Met betrekking tot de vraag van de heer Visser hoe het kan dat Soest niet voorkomt in de gele nota van ge deputeerde staten kan ik het volgende zeggen. Soest heeft gereageerd in het kader van de totaliteit van Eemland. Soest heeft ook gereageerd naar de provin cie toe in het kader van de relatie naar het streekplan, waarin cijfers werden gegeven. Op het verzoek van ge deputeerde staten van 15 februar i hebben wij gerea geerd binnen het Eemlandbestuur. De gemeenten in Eemland hebben gezamenlijk een stuk geproduceerd, dat naar ik mag aannemen gewoon ter inzage kan lig gen. Terecht heeft de heer Visser gezegd dat de VVT op zich zelf natuurlijk goede kanten heeft. Het is natuur-

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1979 | | pagina 154