voorwaarden die wij binnen een paar weken aan Lind-
ner gaan opleggen. Op een zelfde wijze zouden ook de
aan Sinclair and Valentine Holland B.V. te stellen
voorwaarden vooraf kunnen worden besproken met de
vereniging Soestdijk geen stankwijk. Op pagina 2 van
het voorstel staat overigens, dat het momenteel nog
helemaal niet zo ver is; daar staat nl.: „indien wij na
afweging van alle in het geding zijnde belangen, tot de
conclusie komen dat deze vergunning moet worden
verleend". Als wij inderdaad tot die conclusie komen,
is het zo ver dat wij natuurlijk de bezwaren van de om
wonenden enz. bij het geheel zullen betrekken en ook
na toetsing door de inspecties zo veel mogelijk tot
hun recht zullen laten komen. Maar het is altijd nog
zo, dat als de raad vanavond besluit dat de fabriek mag
worden gebouwd, er toch absoluut nog een levensgroot
risico voor de ondernemer bestaat, dat hij het gebouw
nooit mag gebruiken. Wij bedoelen het zoals wij het
hier zeggen. Wij zitten er zelf ook erg mee. Wij zullen
een en ander zeer nauwkeurig bekijken en ook na toet
sing zou kunnen blijken d.rt toch, met name van de
zijde van de inspectie van de volksgezondheid, die al
twee adviezen heeft gegeven, die beide positief waren,
maar die nog een definitief oordeel moet geven, moet
worden geconstateerd, dat de voorwaarden onvol
doende zijn verwerkt.
Met betrekking tot de door de heer Nuijten genoemde
voorwaarde dat er in Soest geen bedrijven meer van
buiten worden aangetrokken wijs ik erop dat wij ge
woon geen plek meer hebben, zelfs geen plek meer
hebben voor onze eigen bedrijven en misschien zelfs
niet meer plek hebben voor momenteel in woonwij
ken gevestigde bedrijven die naar uitbreiding snakken
of bedrijven die op het industrieterrein aan de Ko
ningsweg zijn gevestigd en willen uitbreiden. Men be
hoeft er dus niet bevreesd voor te zijn dat wij zullen
proberen bedrijven van buiten Soest aan te trekken.
Verder is het zo dat ik eerder al eens heb gezegd dat
wij de niet schone bedrijven wat achteraan op de lijst
zetten. Wij hebben een enorme lijst van gegadigden en
bij de selectie zal straks wel blijken dat de bedrijven die
bewijzen niet schoon te zijn, maar wel in Soest zijn
gevestigd, op de uitbreiding van twee keer 5 ha wel
licht niet in aanmerking komen.
De heer JONKER: Mijnheer de voorzitter! Ondanks
het uitvoerige antwoord van de wethouder constateer
ik dat hij nog geen antwoord heeft gegeven op mijn
eerste vraag, ik zal daarom die vraag nu nogmaals stel
len, misschien iets uitvoeriger dan ik in eerste instan
tie heb gedaan.
Als wij alles van tevoren hadden geweten, hadden wij
op de plek in kwestie natuurlijk nooit dit soort bedrij
ven willen toestaan, zeker niet na de woningbouw die
in de betrokken omgeving, met name in Klaarwater, is
gerealiseerd. Ik heb daarom de suggestie gedaan om
van deze heilloze weg af te stappen, aan de overzijde
van de Koningsweg een postzegelplannetje te ontwik
kelen en daarmede de nodige spoed te betrachten, zo
dat het bedrijf niet te zeer wordt gedupeerd. Hierop
zou ik graag alsnog antwoord ontvangen
Elke keer als de Zoneverordening Hinderwet ter sprake
komt in wat controversiële kwesties, wordt benadrukt
dat ze een soort kostbare relikwie uit vroegere tijden
is en dat wij er zo blij mee mogen zijn, dat wij ergens
over mogen meepraten. Maar wat heeft meepraten nu
voor zin als je in feite alleen maar ja zou mogen zeg
gen?
Wethouder MENNE: Dat is niet het geval.
De heer JONKER: Ik kreeg de indruk dat er een soort
verplichting tot verlenen is, maar dat heb ik dan mis
schien verkeerd begrepen.
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Randstad moest weg
op grond van de Zoneverordening Hinderwet, omdat
het niet in een industriegebied zit. Dit geval ligt dub
belzinnig en moeilijk, doordat het hier een industrie
terrein betreft. Maar anders is de Zonet ver ordening
Hinderwet wel van belang,
De heer JONKER: Goed, Bedankt voor de verduide
lijking.
Mijnheer de voorzitter. Wij praten hier over een indus
trieterrein en te dien aanzien is het kennelijk zo dat er
met betrekking tot de Zonevet ordening Hinderwet al
leen maar ja geknikt zou mogen worden. Niettemin is
ook de mogelijkheid van neen te zeggen aan de orde
geweest. Ook dan ontstaan er allerlei interessante be
roepsmogelijkheden en dan zal wel blijken wat wettig
is en wat niet wettig is. Wij zijn voorshands van me
ning dat het dan maar neen zou moeten zijn en dat
wij dan wel zien wat wel mogelijk is en wat niet moge
lijk is in het kader van de wet.
De heer NUIJTEN: Mijnheer de voorzitter! Afgezien
van het feit dat wij nog even willen memoreren dat
toch ook de inspecteur van de volksgezondheid om
planologische redenen niet erg gelukkig is met de lig
ging van de fabriek, willen wij toch voorstellen het
voorstel van het college aan te houden, opdat er met
de omwonenden eerst wordt gekomen tot voorwaar
den die zouden moeten worden verbonden aan de
hinderwetvergunning, zoals dat kennelijk ook met
betrekking tot de Firma Lindnet kon gebeuren.
De heer VAN POPPELEN: Mijnheer de voorzitter' Er
is één keer een oneigenlijk gebruik van de Zoneveror
dening Hinderwet toegepast, nl. ten aanzien van Lind-
ner. Dat is toen gemotiveerd met de stelling dat wij er
al jaren over in onzekerheid verkeerden of dat bedrijf
zijn verplichtingen wel nakwam. Te dien aanzien gold
er een stuk wantrouwen. Het moet naar mijn mening
echter niet zo zijn, dat wij steeds weer tot oneigenlijk
gebruik overgaan. Ik wil in elk geval met betrekking
tot het onderhavige bedrijf niet hetzelfde wantrouwen
laten gelden dat wij met betrekking tot Lindner heb
ben laten gelden.
Ik ben er blij mee dat de wethouder duidelijk heeft
toegezegd, dat alvorens de hinderwetvergunning aan
Sinclair and Valentine Holland B.V. wotdt verleend
er zeer deskundige adviezen zullen worden ingewon
nen.
De heer GOOTE: Mijnheer de voorzitter! Ik realiseer
mij zeer wel dat de nu aan de orde zijnde zaak niet he
lemaal vergelijkbaar is met de zaak Lindner, maar ik
meen (en daarom vind ik ook dat wij zeer zorgvuldig
gebruik moeten maken van de mogelijkheid om een
voorstel als het onderhavige aan te houden) dat er
toch ook in het onderhavige geval nog zodanige vraag
tekens bestaan op met name het gebied van de veilig
heid, dat ik redenen aanwezig acht voor handhaving
van ons standpunt dat wij de zaak nu moeten aan
houden, dat het college de hinderwetptocedure moet
voortzetten, dat wanneer naar het oordeel van het col
lege die procedure voldoende ver is gevorderd en er
duidelijk voor waarden zijn geformuleerd ten aanzien
van het functioneren, het college de raad daarover
moet informeren, zoals ook met betrekking tot de
zaak Lindner is gebeurd en dat wanneer dat naar ge
noegen is, wij graag de gevraagde ontheffing zullen
112