1 ing Lg is it, :nt ordt. jn J dat gis, 1 p de ings- elijk rifte- net :etje wei de le gen, laar aan lijk ït op- ;n et is van :lijk dui- en i moe- jnink ichrif- rrgna- can s ook ,dat de in be- derd of j naar ie van ïmings- jking issie. ngswijzi- elfde nenten oot noch lus even- sprake dat op rorden wil het met 13.d eit van de lat men at men trokken len wor- e wettelij- 3 het idee, aslaagd is, dat men oplossingen heeft gevonden die daaraan vol doen en die ertoe leiden dat een aantal mensen die met bepaalde problemen zitten, geholpen kan worden zonder dat wij ons daarmede allerlei verschrikkelijke dingen op de hals halen. Ten aanzien van punt 13.a ben ik het in grote lijnen eens met hetgeen de heer Goote zojuist heeft betoogd. De argumentatie van het college komt ook mij niet consistent voor. De heer VAN LOGTENSTEIN: Mevrouw de voorzit ter! Ik word nu als lid van de commissie voor de be roepschriften toch wel gedwongen om te reageren, omdat ik hetgeen de heer Jonker heeft gezegd wil af wijzen. Wij hebben ons in de commissie nl. niet als taak gesteld om burgers tegemoet te komen in hun aan vragen. De heer Jonker looft het, ik zou het ook loven, maar het is uitdrukkelijk niet het uitgangspunt ge weest van de adviezen van de commissie die hier van avond aan de orde zijn. Deze adviezen zijn opgesteld aan de hand van de feitelijke informatie, aan de hand van de formele uitleg van zaken en niet anders. De heer EBBERS: Mevrouw de voorzitter! De schrif telijke reactie van het college komt mij aannemelijk voor, mede gezien het feit dat wij hierbij hebben te maken met een recente AROB-uitspraak. Ik zou eigen lijk de zaak nog wel eens getoetst willen zien, want wij worden, ook vanavond weer, herh aaide malen gecon fronteerd met vernieuwen, gedeeltelijk vernieuwen enz. Ik ben het eens met het standpunt van het colle ge. En als de heer Renes in de AROB klimt, zullen wij wel merken wat eruit komt. Ik ben van mening dat het inderdaad een AROB-zaak moet worden. Wethouder MENNE: Mevrouw de voorzitter! Het is niet de bedoeling dat de commissie voor de beroep schriften emoties laat spelen. Het is de bedoeling dat deze commissie hetgeen het college heeft gedaan toetst aan het wettelijke kader, Ik ben blij met de des betreffende woorden van de heer Van Logtenstein. De heer Renes heeft een vergunning gevraagd voor het gedeeltelijk vernieuwen en veranderen van een zomer huisje. Anderzijds meent het college, dat het duidelijk is, dat uit de tekening moet worden gelezen, dat het hier gaat om een nieuw gebouw. Dat vindt het college naar de letter. Ik heb, met een lid van de commissie voor de beroepschriften, de zaak ter plaatse bekeken en ik moet nu, ook gehoord hebbende de eigenaar van het pand in kwestie, ook naar de geest zeggen dat er aan het omstreden zomerhuisje eigenlijk weinig op te knappen valt. De heer Goote heeft gezegd dat het college in tweede instantie met een nieuw argument naast het hiervoren genoemde argument is gekomen. Wel, ik meen dat dat is toegestaan. Waarom zou in tweede instantie het college niet nader kunnen verduidelijken en met een argument kunnen komen dat in eerste instantie expli ciet is genoemd, hoewel het natuurlijk indirect erme de te maken heeft? Op de tekening staat: twee slaap kamers en een carport. Maar het is een zeer bouwvalli ge zaak. Het is nauwelijks meer een zomerhuisje te noemen. Het is op dit moment een het landschap ont sierende opstal. Wat dit betreft geef ik de commissie voor de beroepschriften volkomen gelijk. Ik heb een voorstel. Wij hebben natuurlijk bestem mingsplannen die niet helemaal actueel zijn. Toen het vieren van 950 jaar Soest werd afgesloten met een vuurwerk, dacht ik: Eigenlijk zou het mooi zijn als ac tuele bestemmingsplannen zo plotseling na een druk op de knop zouden neerdalen over Soest en iedereen „O" zou roepen. De heer VISSER: U praat nu meer naar de geest dan naar de letter, veronderstel ik. Wethouder MENNE: Ik heb hiermede willen zeggen, mevrouw de voorzitter dat het college graag zou wil len dat wij aan actuele bestemmingsplannen kunnen toetsen. Dat is echter niet het geval. Wij moeten vaak roeien met de riemen die wij hebben. Dat doen wij ook. Wij werken hard aan actualisering, maar het is nu eenmaal zo, dat niet alles met een druk op de knop te realiseren is. De gemeente Soest heeft daar waar de bestemmings plannen niet geheel actueel zijn, een leidraad ontwik keld waarbij voor de totale oppervlakte van het per ceel het toegelaten totale aantal vierkante meters aan bijgebouwen maximaal 2 x 24 is 48 mag bedragen. Op het onderhavige perceel staat een klein bijgebouw met een oppervlakte van 6 m2, Daarnaast is er nog een als bijgebouw aan te merken extra aanbouw met een oppervlakte van ongeveer 16 m2. Ik stel voor dat als de nieuw te bouwen garage, waar de eigenaar per se naar toe wil, te zamen met de bestaande en te handhaven bijgebouwen (hij mag ook afbreken) niet meer bedraagt dan 50 m2, een nieuwe aanvraag om een bouwvergunning welwillend in behandeling zal worden genomen. De VOORZITTER: Na afwijzing van de nu aan de or de zijnde aanvraag. Wethouder MENNE: Ja, inderdaad, daar moet geen misverstand over bestaan. De heer EBBERS: Ik vind het een beetje een griezeli ge zaak, mevrouw de voorzitter, want het college aoet nu in feite toezeggingen waarvan het zich achter af moet afvragen of het ze kan waarmaken ook in de bestemmingsplanvoorschriften die in de toekomst voor het perceel in kwestie zullen gelden. De VOORZITTER: Met dit laatste zitten we natuur lijk altijd. Wij nemen De heer EBBERS: Ik ben er zo bang voor, dat de heer Menne nu toezeggingen doet die hij achteraf mis schien toch gaat betreuren. De VOORZITTER: Ik begrijp wel wat u bedoelt, maar Wethouder MENNE: Elk bestemmingsplan is er na tuurlijk niet voor de eeuwigheid, mevrouw de voor zitter. Natuurlijk is er altijd wel eens iets op komst dat misschien niet conform een op een bepaald mo ment genomen besluit is, maar dat neemt niet weg, dat de bestemmingsplannen die niet geactualiseerd zijn, toch een ontheffingsmogelijkheid geven in dit opzicht. De VOORZITTER: Ja, we leggen, juist omdat we met van die oude bestemmingsplannen zitten, tegen woordig de norm aan dat wij bij elke normale eenge zinswoning toestemming geven voor een garage als daar ruimtelijk de mogelijkheid voor bestaat In het onderhavige geval hebben wij te maken met een be stemmingsplan van 1949. Toen waten et nu eenmaal minder auto's dan er nu zijn. Als iemand nu geen ga rage heeft, maar er wel ruimte voor heeft, geven wij daarvoor toestemming, met inachtneming van een maximale oppervlakte aan bijgebouwen. De heer GOOTE: Ik heb, mevrouw de voorzitter, even als de heer Ebbers er toch wat moeite mee, omdat het zo een beetje uit de losse hand over tafel komt. 127

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1979 | | pagina 180