Voor stemmen de leden: Nuijten, Visser, Gerth, mevrouw
Tomassen-Holsheimer, Jonker en mevrouw Allard-Knol.
De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! Ik wil het nog
even hebben over de toestand in de leeskamer. U zegt
elke maand dat het leven zo moeilijk is, maar als voor
een raadslid ergens het leven moeilijk is, is het in de
leeskamer. Ik heb daarover uitvoerig gerapporteerd in
onze alternatieve beleidsnota. Kunt u toezeggen dat
deze zaak niet behoeft te wachten totdat wij een
nieuw gemeentehuis hebben, mdar dat er misschien nu
al wat orde in gebracht kan worden? Ik denk nu met
name aan de notulen van de ambtelijke adviesgroep.
Kunnen die weer voor ons ter inzage worden gelegd?
De heer STORIMANS: Heeft dit nu iets met het be
leidsplan te maken?
De heer VISSER: Ja, het staat in de stukken.
De VOORZITTER: Ik antwoord er in ieder geval wel
op. Ik antwoord niet op de vraag of ik meen dat het
bij het beleidsplan behoort.
De heer VISSER: Ik wil wel dat u daarop antwoordt.
Het staat er nl. in. De leeskamer staat expliciet ge
noemd in het eerste hoofdstukje. Het college zegt
daarin in de rubriek „activiteiten en middelen", dat
een verbetering van de desbetreffende situatie eerst na
het gereedkomen van het nieuwe gemeentehuis zal
kunnen worden bereikt. Welnu, ik vraag of er eerder
iets aan kan worden gedaan.
De VOORZITTER: Dames en heren! Ik zou bijna
zeggen, dat de heer Visser op zijn wenken wordt be
diend. De huidige situatie was ook ons opgevallen.
Wij zullen zeer binnenkort door verschuiving van werk
zaamheden iemand onder andere daarmede gaan be
lasten. Ook wij vinden de huidige situatie in de leeska
mer niet goed. Ik geef niemand de schuld. Iedereen
zal er wel mede een handje aan helpen. Maar je kunt
ook niet van gemeenteraadsleden verwachten, dat zij
allen altijd weer de mappen op orde brengen. Wij
hebben dan ook besloten dat er zeer binnenkort iedere
dag in de leeskamer wordt bekeken of alles nog op or
de ligt, of alles wat geacht wordt er te zijn er ook in
derdaad is enz. Ik denk dat de heer Visser nu weer he
lemaal gelukkig is.
De heer GOOTE: Mevrouw de voorzitter! Met betrek
king tot het onderdeel „Financiële aangelegenheden"
op pagina 10 van het beleidsplan heb ik in de commis
sie voor de financiën en het grondbedrijf een betoog
gehouden dat erop neerkwam, dat het handhaven van
een sluitende begroting meer een middel is om finan
ciële zelfstandigheid te bereiken dan dat het een doel
einde zou moeten zijn. Daarvan heeft het college ge
zegd: Dat is allemaal prachtig, maar het gaat alleen
maar op als er sprake is van reële financiële zelfstandig
heid. Daarmede ben ik het toch niet helemaal eens.
Het college heeft natuurlijk volstrekt gelijk wanneer
het zegt dat de gemeente in grote mate niet financieel
zelfstandig is, maar naar mijn mening zijn er toch wel
maten van financiële zelfstandigheid. Een artikel-12-
gemeente is in veel grotere mate niet financieel zelf
standig dan een niet-artikel-12-gemeente. Ik heb geen
desbetreffend amendement willen maken, maar ik ben
het toch niet helemaal eens met de gedachtengang
van het college waaruit eigenlijk naar voren komt, dat
de gemeente eigenlijk niet of nauwelijks enige mate van
financiële zelfstandigheid heeft.
De heer BOLHUIS: Waarvan akte.
De VOORZITTER: Dames en heren! Wij hebben ge
tracht uit te leggen waarom wij het anders zagen. Er
zal gelukkig in een gemeentebestuur nog wel eens wat
verschil van inzicht blijven. Wij zijn het er wel allen
met elkaar over eens, datje moet proberen zelfstandig
te blijven, maar ik vind het op zich zelf geen doelstel
ling, omdat juist de zelfstandigheid van de gemeente
eigenlijk een zaak is waarvan je zegt: Wij praten altijd
in de marge van wat wij nog kunnen doen, maar wij
bekijken eerst in de brief van de minister van binnen
landse zaken hoeveel wij krijgen.
De heer GOOTE: Mevrouw de voorzitter! De heer
Jonker heeft het college en de andere partijen uitge
nodigd om bij dit hoofdstuk te zeggen of zij het wel
of niet eens zijn met het idee om Progressief Soest
ook in de commissie voor de beroepschriften een
plaats te gunnen. Wij vinden eigenlijk dat dit niet
thuishoort bij de behandeling van het onderhavige
punt, maar hebben tegen het idee op zich zelf geen
enkel bezwaar. Wij willen het zelfs ondersteunen.
De VOORZITTER: Goed. Wij zullen het nog wel eens
bekijken.
Sector I wordt zonder hoofdelijke stemming voorlo
pig vastgesteld.
Vervolgens wordt sector II (Openbare orde en veilig
heid) zonder discussie en zonder hoofdelijke stem
ming voorlopig vastgesteld.
Sector III (Ruimtelijke Ordening).
De heer NUIJTEN: Mevrouw de voorzitter! Op pagina
19 van het beleidsplan wordt in de rubriek „activitei
ten en middelen" met betrekking tot punt 1.10.01
ten aanzien van het wegwerken van de achterstand op
het gebied van het vaststellen van bestemmingsplannen
een bedrag van f. 200.000,— genoemd, waarvan wij in
middels weten dat er f. 150.000,- is uitgetrokken voor
voorbereidingskosten van het externe bureau ten aan
zien van de plannen die zich zelf niet kunnen dragen.
Wij zouden graag weten hoeveel achterstand op het
gebied van het vaststellen van bestemmingsplannen
kan worden weggewerkt voor de f. 200.000,—. Gezien
het feit dat het een nogal concreet bedrag is, dachten
wij dat het college hier wel duidelijke ideeën over
heeft.
Bij punt 1.10.03 op pagina 20 van het beleidsplan heb
ben wij nogal moeite met de opmerking dat bestaan
de waardevolle landschappen en cultuurmonumenten
„zo mogelijk" in bestemmingsplannen zullen moeten
worden ingepast. Naar onze mening zou zo iets per
definitie moeten gebeuren.
De heer OLDENBOOM: Daarover wordt gesproken
in de amendementen.
De heer NUIJTEN: Wat punt 2.10.02 op pagina 21
van het beleidsplan betreft, zijn wij het eens met wat
het inventariseren van open plekken is genoemd. Wij
bepleiten dat dat op zeer korte termijn wordt gedaan
en dat dan wordt aangegeven wat de bebouwingsmo
gelijkheden of de andere gebruiksmogelijkheden van
die plekken zijn. Naar onze mening zou primair aan
woningbouw voor de Soester bevolking moeten wor
den gedacht, waarbij dan in eerste instantie de gedach
ten zouden moeten uitgaan naar niet alleen de alleen
staanden en tweepersoonshuishoudens, maar ook
woonvoorzieningen voor gehandicapten, bejaarden en
buitenlandse werknemers, waarbij dan wel zou moe
ten worden gestreefd naar een goede vermenging van
de diverse categorieën om kleine getto's te voorkomen.
154