geen het college zelf verstaat onder het handhaven
van de karakteristiek van de gemeente. Graag zou ik
van het college horen wat de bezwaren zijn tegen het
amendement.
Wethouder MENNE: Mevrouw de voorzitter! Op de
eerste plaats is er het feit dat het college in zijn brief
van 24 juli gesproken heeft over "het handhaven van
de karakteristiek van Soest" als hoofddoelstelling; een
hoofddoelstelling heeft betrekking op verschillende in
het beleidsplan voorkomende terreinen. Op de tweede
plaats is het college van mening, dat zijn woorden niet
exact zijn overgenomen in het amendement. In de
brief van 24 juli heeft het college gezegd dat de struc
tuur van de gemeente - waartoe behoren: de grote
lijnen van het nederzettingspatroon, het hoofdwegen
net en het landschap - behouden moet worden. Het
college heeft daarbij echter gezegd: "ingrijpende wij
zigingen van deze structuur zijn niet in overeenstem
ming met de hoofddoelstelling", juist om aan te geven
dat er nog wel iets veranderd mag worden, dat niet al
les statisch is. Dit ontbreekt in het amendement. Het
college is daarom van mening, dat het amendement te
ver gaat.
De heer GOOTE: Begrijp ik dan goed dat het college
geen bezwaar heeft tegen het amendement, indien wij
daarin de woorden "de voornaamste karakteristie
ken" zouden vervangen door "de grote lijnen" en aan
het amendement zouden toevoegen: "Ingrijpende wij
zigingen van deze structuur zijn niet in overeenstem
ming met de hoofddoelstelling"?
Wethouder MENNE: Het college is van mening, dat
de betrokken hoofddoelstelling betrekking moet heb
ben op de verschillende terreinen van het beleidsplan.
Vandaar dat het college - ondanks de concessie die
de heer Goote nu doet - op het standpunt blijft, dat
wij moeten vasthouden aan de hoofddoelstelling en
de daarbij gegeven toelichting.
De VOORZITTER: Is de heer Goote overtuigd?
De heer GOOTE: Ik ben niet overtuigd. Ik vraag mij
echter af of het nog zin heeft om over dit punt verder
te discussiëren.
De VOORZITTER: Misschien kan dit punt nog eens
aan de orde gesteld worden bij de bijstelling van het
beleidsplan in het voorjaar.
De heer GOOTE: Mijns inziens verschillen wij inhou
delijk niet van mening. Daarom heb ik enigszins het
gevoel dat het college spijkers op laag water zoekt.
De VOORZITTER: Het is beslist niet de bedoeling
van het college geweest om spijkers op laag water
te zoeken. Dat mag u van mij aannemen.
De heer GOOTE: Mevrouw de voorzitter Ik wil
enkele opmerkingen maken naar aanleiding van het
door ons ingediende amendement inzake subdoel
stelling 2.10.04 (sector VII) op pagina 32 van het be
leidsplan. In het amendement stellen wij voor de
subdoelstelling als volgt te wijzigen:
"Het vervreemden van onroerende goederen waar
bij naast verkoop uitgifte in erfpacht een ruimere
plaats zal krijgen".
Door verblijf elders ben ik niet in de gelegenheid ge
weest om het amendement in de commissie finan
ciën van commentaar te voorzien. Ik wil het daarom
in deze vergadering nader toelichten.
Wij zijn principieel van mening dat grond een goed
is dat eigendom van de gemeenschap behoort te zijn.
Waardevermeerdering van grond behoort aan de ge
meenschap toe te komen. (Eén van de redenen daar
voor is, dat grond een volstrekt ander economisch
goed is dan andere economische goederen; grond is
niet te vermeerderen en niet te reproduceren.) Wij
realiseren ons evenwel, dat niet iedereen zich zal kun
nen vinden in een dergelijke stellingname en de con
sequenties daarvan. Toch willen wij pleiten voor een
ruimere plaats voor de uitgifte van grond in erfpacht.
Daarbij denken wij in de eerste plaats aan de uitgifte
van bedrijfsterrein. Wanneer wij de grond eenmaal
verkocht hebben, kan hij worden doorverkocht.
In dat geval hebben wij er nauwelijks meer grip op,
wat voor een bedrijf zich op die grond gaat vestigen -
dit mede in verband met de aan dit bedrijf te stellen
eisen op het vlak van het milieu. Ons inziens houden
wij met de uitgifte van bedrijfsterrein in erfpacht
meer grip op het bedrijf dat zich op het terrein
vestigt. Wij verkeren niet in de situatie dat wij even
tueel nieuw industrieterrein zelfs aan de straatstenen
niet kwijtraken. Ons inziens kan dus door middel
van het uitgeven van bedrijfsterreinen in erfpacht
concreet vorm gegeven worden aan de ruimere plaats
die wij voor de erfpacht bepleiten.
(De heer Van Dongen neemt, te 20.15 uur, het
secretarisschap der vergadering over van de heer
Kruitwagen).
De heer VAN POPPELEN: Mevrouw de voorzitter!
Wij hebben in de financiële commissie gesproken
over de uitgifte in erfpacht. Het CDA is voor be
zitsvorming; derhalve past de erfpacht minder goed
in ons stramien. Wanneer erfpacht op grotere schaal
zou worden ingevoerd, dan worden vooral de burgers
benadeeld die van plan zijn een premiekoopwoning
te kopen. Want als op erfpachtbasis een premiekoop
woning wordt gebouwd, heeft men minder zekerheid:
de canon kan regelmatig worden aangepast, dus men
weet nooit waar men aan toe is. Bovendien heeft de
erfpacht in vergelijking met de verkoop van grond nog
een duidelijk nadeel in verband met de financiering
van de woning.
Ik kan mij voorstellen dat in bepaalde gevallen de
grond wel in erfpacht wordt uitgegeven, bij voorbeeld
in het geval van het bedrijf in Soesterberg, waar wij
onlangs mee te maken hebben gehad. Het lijkt aan
trekkelijk om bedrijfsterreinen in erfpacht uit te ge
ven. Maar ook in erfpacht uitgegeven terrein is over
draagbaar; dus ook bij erfpacht missen wij een be
paalde zekerheid. De uitgifte in erfpacht van grond
voor woningwetwoningen zou misschien mogelijk
heden bieden. Maar die grond blijft meestal in het
bezit van de gemeente.
In grote lijnen gaan wij dus akkoord met hetgeen
op dit punt in het beleidsplan is gesteld en wensen
wij geen veranderingen.
De heer ONDERDELINDEN: Mevrouw de voorzitter!
Zoals bekend is onze fractie er steeds op tegen ge
weest - behoudens in speciale gevallen - om grond in
erfpacht uit te geven. Wij steunen het amendement
dus niet.
De heer JONKER: Mevrouw de voorzitter! Wij voelen
niet veel voor de uitgifte in erfpacht van voor wonin
gen bestemde grond. Het lijkt ons echter geen gekke
gedachte om ten aanzien van bedrijfsterrreinen de
grond in erfpacht uit te geven. Wat dat betreft kun
nen wij een eindje met de heer Goote meegaan.
De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! In de brief
van 31 augustus heeft het college verzuimd te vermei-