Krijgen wij van burgemeester en wethouders een voor stel? En zo ja, betrekt u dan bij dit voorstel het AWOS? Het AWOS zal dit zeer op prijs stellen. Ook willen wij u vragen of u plannen hebt om bij voortzetting van de activiteiten van het AWOS de sport te betrekken. Dit lijkt ons zeer noodzakelijk. Mevrouw VAN GELDER-CORNELISSEN: Mevrouw de voorzitter! Ook ik wil allereerst mijn waardering uitspreken voor het vele werk dat is verzet, voordat het onderhavige rapport vanavond behandeld kon worden. Opvallend in de evaluaties van zowel de insprekers, Stad en Landschap als het AWOS, is het grote aantal vraagtekens dat wordt geplaatst bij de gevolgde werk wijze. De vraagtekens concentreren zich rond de vol gende punten: - de formulering van de opdracht (te ruim of te vaag); - de verschillende opvattingen met betrekking tot de inspraak; - de deskundigheid van de betrokkenen (in dit ver band worden te ingewikkelde vragenlijsten als voor beeld genoemd); - de rol van Stad en Landschap; - identificatie van het AWOS met het gemeentebe stuur door de bevolking; - de bruikbaarheid van het resultaat. Ik wil wijzen op de complexheid van de materie, die er mijns inziens mede de oorzaak van is dat de ge noemde knelpunten werden opgeroepen. Wanneer het gaat om een dergelijke materie waar een groep zo lang mee bezig is, dan is het belangrijk dat meer aan dacht besteed wordt aan de voortgangscontrole en de bijsturing van de procedure. Dat betekent dat de raad - die in dezen de opdrachtgever is geweest - infor matie nodig heeft. Mijns inziens is het slechts ter in zage leggen van verslagen een onvoldoende middel gebleken om de raad van informatie te voorzien. Ik kan mij voorstellen dat er in het vervolg, in overleg met de betrokkenen, momenten worden afgesproken waarop tussentijdse rapportage wordt uitgebracht over de voortgang van de procedure en de eventueel gerezen problemen. Mijns inziens krijgen wij op die manier de beste garanties dat onduidelijkheden in taakafbakening en opdrachten, of gebrek aan des kundigheid of budgettaire mogelijkheden, er niet meer de oorzaak van zijn dat de velen die met en thousiasme gedurende langere tijd aan de beleids voorbereidingen deelnemen, achteraf - kritisch hun eigen werkzaamheden bekijkend - tot de conclusie moeten komen dat door allerlei factoren het resul taat achterblijft bij de verwachtingen. Mijns inziens moet de raad in dezen verantwoordelijkheid nemen en bij gesignaleerde problemen zo mogelijk tussen tijds bijsturen. Het heeft mij verbaasd dat het college op geen enkele wijze is ingegaan op de gevolgde procedure. Wat is hiervan de reden? Of kunnen wij opmerkingen van het college met betrekking tot de gevolgde procedure alsnog tegemoet zien? Tevens vragen wij ons af waarom de inspraakproce dure niet in de commissie voorlichting en inspraak aan de orde is gesteld. Voor ons ligt een goed stuk werk. Met het college zijn wij van mening, dat het "Welzijnsplan in wording" voldoende mogelijkheden biedt om te komen tot een welzijnsplan. De komende twee maanden is met name de priori teitstelling aan de orde, Wij moeten dan met betrek king tot het welzijnswerk op de eerste plaats, op ba sis van onze doelstellingen en uitgangspunten, de ac tiviteiten vaststellen die de noden lenigen van de men sen die hulp het meest nodig hebben. En daarmee ko men wij op onze politieke uitgangspunten. Ik ben het niet eens met enkele zoeven gemaakte opmerkingen over prioriteitstelling op het welzijnsvlak. Het wel zijnswerk moet mijns inziens op de eerste plaats ge baseerd zijn op een politiek afwegingsproces. Het is inderdaad alleen maar toe te juichen dat verenigingen en instellingen hun werk kritisch bekijken. Maar de raad kan zich bij het stellen van de prioriteiten niet verschuilen achter de mening van deze verenigingen en instellingen. De raad zal duidelijk zijn eigen stem laten gelden en zelf de prioriteiten moeten stellen. Met name mevrouw Greefhorst heeft al gesproken over het abrupt opzeggen van de ambtelijke bijstand aan het AWOS, Ook ik vraag mij af of de beslissing daarover op het juiste moment is genomen. Is de be slissing daarover niet erg ondoordacht genomen? In de vergadering van de commissie maatschappelijk werk heb ik begrepen dat wij in november a.s. een voorstel tegemoet kunnen zien omtrent de verdere uitwerking van het welzijnsplan. Graag zullen wij deze voorstellen afwachten. De heer JONKER: Mevrouw de voorzitter! In het ka der van de algemene beschouwingen over het AWOS wil ik mij beperken tot enige hoofdpunten. Om te beginnen vinden wij dat de grote groep Soester bur gers, die op vrijwillige basis de gigantische hoeveel heid werk verricht heeft die uiteindelijk geleid heeft tot de thans ter tafel liggende dikke boeken en aan bevelingen, alle lof verdient. Het is ons duidelijk dat we zonder de stimulerende houding van de wethoud- ster van cultuur en haar bereidheid om nieuwe wegen te gaan, nog lang niet zover zouden zijn. Ook de bij drage van de aan het AWOS toegevoegde ambtenaren is zeer belangrijk geweest. Wij hopen dat uw college het onzalig en weinig tact volle besluit om de ambtelijke assistentie terug te trekken wil herroepen, tot het moment waarop een nader te kiezen nieuwe structuur van start gaat. Op die nieuwe structuur kom ik aan het slot van mijn betoog nog terug. Eén kernthema, dat zowel in de boeken van het AWOS, als in de evaluatie van het bureau Stad en Lanfschap, als in hetgeen door sprekers voor mij ge zegd is, ruime aandacht krijgt, is het begrip "inspraak". Zowel door het AWOS als door Stad en Landschap worden er waardevolle opmerkingen over gemaakt, maar dat deze elkaar geheel dekken is te veel gezegd. Wij geloven achteraf dat het niet zo'n gelukkige com binatie geweest is. "Maar het was toch zo'n leerzame ervaring", wordt er dan vaak bij wijze van troost op gemerkt. Wij hebben in Soest niet altijd een even ge lukkige hand op inspraakgebied - ongeacht of de in spraak nu door of namens de gemeente georgani seerd wordt - en we hopen alleen maar dat het straks, na het verschijnen van de inspraaknota, beter zal gaan. Ondanks het brede kader dat men zich gesteld had, is het niet gelukt om ook de sport erbij te betrekken. Hoewel het de wens van de mensen uit de sportwereld is geweest om hier buiten te blijven, geloven wij dat het niet vol te houden is dat sport geen deel uitmaakt van het begrip "welzijn in brede zin". Dat betekent niet, dat organisatorisch alles maar op één hoop ge gooid zou moeten worden en dat er helemaal geen plaats meer zou zijn voor afzonderlijke organen op 178

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1979 | | pagina 229