Enkele sprekers hebben gevraagd om een evaluatie
van het verloop van de procedure door het college.
Mijns inziens hebben wij die al uitvoerig gegeven in de
commissies. Ik zou mij kunnen voorstellen - maar dan
kijk ik voorzichtig naar mijn collega-wethouder - dat
het verloop van de procedure ter discussie gesteld
wordt in de toegezegde inspraaknota.
Maar op dit moment lijkt mij de evaluatie van de pro
cedure meer een zaak voor de commissie voorlichting
en inspraak. Wij willen ons eerst intern beraden en
overleg plegen met de coördinatiegroep van het
AWOS, alvorens wij onze visie geven over een en an
der.
Het punt van het terugtrekken van de ambtelijke bij
stand aan het AWOS wil ik laten liggen voor de voor
zitter; het college is op dit punt niet eenstemmig.
Wethouder PLOMP: Mevrouw de voorzitter! De sport
is niet in het AWOS opgenomen. De heer Jonker
heeft reeds gezegd wat daarvan mede de oorzaak is ge
weest: de sport heeft zelf gemeend dat zij niet bij het
AWOS hoefde te worden ingeschakeld, omdat de door
de gemeente ingestelde sportraad al dienst doet als
een platform voor de wensen op sportgebied.
De sportstichting is in staat om geluiden uit de sport
wereld te coördineren en tevens om de geluiden
waar te nemen die niet direct zijn gehoord door de
sportverenigingen. Sinds een paar jaar zijn de verga
deringen van de sportstichting openbaar, waardoor
voor de burgers gelegenheid is geschapen om op sport
gebied informatie te vragen of opmerkingen te ma
ken. Daarnaast kunnen de burgers van Soest natuur
lijk, naast hun sportvereniging of de sportstichting,
ook hun vertegenwoordigers in de raad benaderen
met hun wensen op sportgebied. Ook het college
was indertijd van mening, dat de wensen vanuit de
sportwereld in voldoende mate werden opgevangen
door de sportstichting.
In de richting van de heer Jonker wil ik nadrukke
lijk stellen
iedere opmerking dat sport geen welzijn zou zijn, is
uit de lucht gegrepen. Ongeveer een vierde deel van
de burgers van Soest bedrijft de een of andere sport;
zo'n tienduizend mensen zijn bij de sport betrokken.
Deze mensen zullen zich echt wel laten horen, als
dat nodig is. Ik ben ervan overtuigd dat de tiendui
zend mensen die in Soest sport bedrijven, dit niet
doen uit onwelzijn, maar juist om hun welzijn te
zoeken.
Ik heb uit de woorden van de heer Jonker opgemaakt
dat hij wil zeggenAls de sport bij het AWOS zou zijn
betrokken, zou beter kunnen worden beoordeeld
hoe de beschikbare algemene middelen moeten wor
den verdeeld. Ik kan de heer Jonker zeggen dat de
raad met die beoordeling eigenlijk voortdurend be
zig is. Ik ben ervan overtuigd, dat de raad volledig op
de hoogte is van de wensen uit de sport.
Mevrouw Van Gelder vraagt zich af waarom de in
spraakprocedure niet aan de orde is gesteld in de com
missie voorlichting en inspraak. Ik moet haar verwij
zen naar het "blauwe boek", het evaluatierapport van
Stad en Landschap. In bijlage I van dit rapport kan
zij het volgende lezen.
"18 mei 1978 conform het voorstel van de
coördinatiegroep wordt door de
plenaire vergadering de inspraak
procedure vastgesteld".
Hieruit blijkt dus, dat de procedure al was vastgesteld
vóór de geboorte van de commissie voorlichting en in
spraak. In diezelfde bijlage kan mevrouw Van Gel
der lezen:
"5 juli 1978 de coördinatiegroep ziet geen
reden om niet met Stad en
Landschap in zee te gaan, aan
gezien de overgebrachte ideeën
van dit bureau redelijk aanslo
ten bij de door het AWOS op
gestelde inspraaknota".
Ook de datum 5 juli lag enige tijd voor de geboorte
van de commissie. Het is dus duidelijk, dat de be
slissing over de te volgen procedure al genomen was
vóór de geboorte van de jongste spruit van ons com
missiebestand.
Er is gesproken over de toegezegde inspraaknota. In
tern wordt aan deze nota gewerkt. Ik hoop dat wij
de nota binnenkort aan de raad kunnen voorleggen.
De VOORZITTER: Dames en heren! Ik wil het vol
gende zeggen over de kwestie van de stopzetting van
de ambtelijke bijstand aan het AWOS. Het AWOS
heeft ons het concept-welzijnsplan aangeboden, waar
mee zijn opdracht was voltooid. Het AWOS heeft ons
toen een brief gestuurd, waarin gevraagd werd of het
AWOS verder nog kon rekenen op ambtelijke bij
stand. Het college heeft daarop geantwoord unaniem
van mening te zijn, dat geen verdere bijstand aan het
AWOS moet worden verleend, maar dat het bereid
is om bepaalde financiële tegemoetkomingen aan het
AWOS te verlenen, totdat een nieuwe structuur voor
het welzijnsoverleg is vastgesteld. Het AWOS heeft
daarop in een tweede brief zijn teleurstelling geuit
over de stopzetting van de ambtelijke bijstand, die
het AWOS nodig zou hebben bij het voorbereiden van
twee plenaire vergaderingen. De grootst mogelijke
meerderheid van het college staat na lezing van deze
brief nog steeds op het standpunt dat het niet juist
zou zijn om op dit moment de ambtelijke bijstand
aan het AWOS te verlengen. Wat is namelijk het
geval? Er moet nu gewerkt worden aan het opzet
ten van een nieuwe structuur voor het welzijnsover
leg in Soest. Over die nieuwe structuur zullen onze
ambtenaren ons moeten adviseren. Het lijkt ons
formeel niet juist, dat diezelfde ambtenaren tege
lijkertijd het AWOS bijstaan bij de voorbereiding
van diens visie op de nieuwe structuur van het
welzijnsoverleg.
De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! Mogen
wij op dit punt ook de mening horen van de kleinst
mogelijke minderheid van het college
Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONEN-
BERG: Mevrouw de voorzitter! Ik wil mijn minder
heidsstandpunt graag toelichten. Na een discussie met
leden van de coördinatiegroep van het AWOS is mij
gebleken dat de eventuele overlappingen in de wel
zijnssector nog aan de orde moeten komen, evenals de
coördinatie van de diverse welzijnsvoorzieningen. De
voorzitter van de coördinatiegroep heeft mij ervan
kunnen overtuigen, dat het AWOS geen kans ziet om
een en ander op eigen kracht te doen.
De heer VISSER: Dat bedoel ik niet. Is mevrouw Van
Stiphout ook van mening dat het ontoelaatbaar is,
dat de ambtenaren zowel het AWOS als het college
van burgemeester en wethouders adviseren?
Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONEN-
BERG: Ik ben het er nog steeds mee eens, dat de
ambtenaren met betrekking tot de prioriteitstelling
niet zowel het college als het AWOS kunnen advise
ren. Ik heb echter begrepen dat het AWOS verdere
180