vorm zullen wij niet meer zulke problemen krijgen
met de ambtelijke bijstand als nu het geval is. De terug
trekking van de ambtelijke bijstand aan het AWOS
vinden wij, nu er zoveel goed werk gedaan is, een
beetje sfeerbedervend. In het verleden hebben wij - op
momenten dat wij niet in de gemeenteraad zaten - aan
enkele inspraakprocedures meegedaan. Wij hebben
daarbij de ervaring opgedaan dat zaken als het ont
houden van ambtelijke steun wat vreemd kunnen
overkomen. Men zoekt daai meestal méér achter dan
bijvoorbeeld alleen het feit dat de ambtenaren geen
twee petten op kunnen hebben. Ik zou ten aanzien
van de kwestie van de ambtelijke bijstand de grootst
mogelijke meerderheid van het college willen voorstel
len: maak bij het verlenen van ambtelijke steun een
scheiding tussen de werkzaamheden voor het afron
den van de zaken en de beleidsadviserende werkzaam
heden. Volgens mij hoeven de ambtenaren helemaal
niet in enorme rolconflicten te komen, want het is
best mogelijk om goede afspraken te maken omtrent
hun werkzaamheden.
De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! Het is lang
zamerhand wel duidelijk geworden, dat er binnen het
college enigszins een chaos is ontstaan ten aanzien van
het functioneren van het AWOS in de komende maan
den. De grootst mogelijke meerderheid van het colle
ge is van mening dat de ambtelijke bijstand aan het
AWOS niet verlengd kan worden. De kleinst moge
lijke minderheid van het college heeft duidelijk ge
maakt, dat het AWOS bij de nog te verrichten werk
zaamheden best ambtelijke bijstand mag krijgen, om
dat de ambtelijke adviezen aan het AWOS op een an
der vlak liggen dan de ambtelijke adviezen aan het col
lege inzake de voortgang van het welzijnsoverleg. Over
de kwestie van de ambtelijke bijstand hebben de heer
Jonker en ik een brief aan het college gestuurd. Wij
hadden eigenlijk verwacht dat deze brief vanavond
op tafel zou komen. Gezien ook de gevoelens van de
andere fracties op dit punt, willen wij het verzoek in
de brief iets harder maken. Wij willen voorstellen de
ambtelijke bijstand aan het AWOS toch maar te ver
lengen
De VOORZITTER: Dames en heren! De heer Visser,
fractievoorzitter van Progressief Soest en de heer
Jonker, fractievoorzitter van D'66, hebben op 15 sep
tember de volgende brief aan het college gericht.
"Vriendelijk doch dringend verzoeken wij u de
ambtelijke bijstand aan het AWOS voorshands te
handhaven, in afwachting van een nog dit jaar te
nemen nadere beslissing.
Wij zijn van mening dat er geen enkele aanleiding
bestaat om het beleidsmatig optreden van betrok
ken ambtenaren thans af te breken en wij zijn er
van overtuigd dat hun AWOS-werk niet in conflict
komt met het beleidsadviserend optreden voor uw
college.
Tenslotte verzoeken wij u deze brief en de brief
van het AWOS van 7 september 1979 aan uw colle
ge te betrekken bij de beraadslagingen in de ge
meenteraad van 20 september a.s."
Wij hebben deze brief voor de raad ter inzage gelegd -
ondanks dat hij niet aan de raad is gericht. De brief
van het AWOS van 7 september aan het college is van
avond bij de beraadslagingen betrokken, omdat me
vrouw Greefhorst erover gesproken heeft.
De heer VISSER: Ik stel dan de raad voor de ambte
lijke bijstand aan het AWOS te handhaven, totdat er
een nieuwe structuur voor het welzijnsoverleg is ge
vonden.
De VOORZITTER: Ik vraag mij af of de raad een der
gelijk voorstel kan aanvaarden.
De heer VISSER: Dat moet u aan de raad overlaten.
U moet de raad nu niet gaan beïnvloeden.
De VOORZITTER: Ik beïnvloed de raad niet. Maar
de raad kan het college niets opdragen. De raad kan
het college alleen verzoeken om de ambtelijke bijstand
aan het AWOS te verlengen. Wat onze ambtenaren
doen en eventueel moeten laten is ter beoordeling van
het college. Vandaar dat de heer Visser een motie
moet indienen, waarin hij het college verzoekt de
ambtelijke bijstand aan het AWOS te doen voortzet
ten, totdat er over de nieuwe structuur van het wel
zijnsoverleg zal zijn beslist. Kan de heer Visser het
daarmee eens zijn?
De heer VISSER: Altijd, mevrouw.
Ik wil voorts nog een opmerking maken over de sport.
De heer Plomp heeft een prachtig verhaal gehouden
over de sportstichting. Het gaat echter niet om het
feit dat een vierde deel van de bevolking van Soest ge
organiseerd aan sport doet. Waar het om gaat, is dat
driekwart van de bevolking misschien ook wel aan
sport doet, echter niet onder de vlag van de sport
stichting. Dat zou via de inspraakporcedure best eens
naar boven hebben kunnen komen. Het is niet alleen
belangrijk de wensen te kennen van de bij de sport
stichting aangesloten mensen; het is ook belangrijk
rijk als men weet dat de meerderheid van de bevol
king misschien aan recreatieve sport in de wijken zou
willen doen, zonder lid te zijn van een bij de sport
stichting aangesloten vereniging. Dat had het AWOS
volgens ons moeten uitzoeken.
Tenslotte het volgende over de commissie voorlichting
en inspraak. Gezien ook het feit dat de commissie zo
weinig vergadert, begin ik zo langzamerhand te gelo
ven dat de commissie een doodgeboren kindje is.
De heer VAN LOGTENSTEIN: Mevrouw de voorzit
ter! De heer Visser wil in een motie verzoeken de amb
telijke bijstand te verlengen tot er een nieuwe struc
tuur voor het welzijnsoverleg is gevonden. Wij hebben
uit de discussie begrepen dat het AWOS nog wat af
rondende werkzaamheden moet verrichten en dat het
nog twee plenaire vergaderingen moet voorbereiden.
Wij kunnen er wel begrip voor hebben dat een be
perkte ambtelijke bijstand wordt verleend gedurende
de voorbereiding van die twee vergaderingen, echter
niet langer. De motie van de heer Visser vinden wij
wat te ver gaan.
De heer GOOTE: Mevrouw de voorzitter! De door de
heer Visser in te dienen motie vinden wij te ongenuan
ceerd. Wij hebben begrip voor het standpunt van het
college, dat bang is dat de ambtenaren op een gegeven
moment twee petten op zullen hebben. Als in de mo
tie verzocht zou worden om aan het AWOS ambtelijke
bijstand te verlenen voor afrondende werkzaamheden
en secretariaatswerkzaamheden in verband met de
twee nog te houden vergaderingen, dan heeft de mo
tie onze volledige steun.
Wethouder PLOMP: Mevrouw de voorzitter! Me
vrouw Tomassen heeft gevraagd of er van het college
initiatieven te verwachten zijn om de sport alsnog bij
het AWOS te betrekken. Het antwoord op die vraag
luidt op dit moment "neen".
De heer Visser heeft gesproken over de recreatieve
sport in de wijken. Tegenwoordig raadt men de men
sen aan om veel te doen aan jogging en andere mo-
182