Met betrekking tot dit stuk wordt zonder discussie
en zonder hoofdelijke stemming besloten overeen
komstig hetgeen daaromtrent door burgemeester en
wethouders is voorgesteld.
156 Vragenhalfuurtje.
De VOORZITTER: Dames en heren! De heer Nuijten
heeft een aantal vragen gesteld. Voordat ik die vragen
aan de orde stel, zou ik de heer Nuijten willen vragen
of hij niet ook vindt dat deze vragen eigenlijk moeten
worden behandeld in de commissie voor openbare
werken. Het lijkt mij niet dat wij het vragenhalfuur
tje van de raad moeten gebruiken om te praten over
de vraag hoe het plantsoen in het midden van een ro
tonde moet worden aangelegd; er is met betrekking
tot deze zaak een raadsbesluit uitgevoerd. Ik meen
dat de commissie voor openbare werken ook vooraf
alle tekeningen heeft gehad. Indien iemand uit die
commissie op het besluit wil terugkomen, verdient
het aanbeveling om dat in de commissie aan de orde
te stellen. Ik vind dit geen punt waarvan de hele raad
kennis moet nemen tijdens het vragenhalfuurtje.
De heer ONDERDELINDEN: Mevrouw de voorzitter!
Ik ondersteun uw betoog.
Mevrouw GREEFHORST-VAN OVERDAM: Me
vrouw de voorzitter! Ook wij steunen uw betoog,
want wij zijn van mening dat het vragenhalfuurtje is
bedoeld voor urgente zaken.
De heer VAN DEN BRAKEL: Mevrouw de voorzit
ter! Ik kan akkoord gaan met uw zienswijze. Wan
neer men het niet eens is met een besluit, waaraan
men zelf heeft medegewerkt, moet men daarop in
de commissie voor openbare werken terugkomen.
De heer NUIJTEN: Mevrouw de voorzitter! Ik ben
het geheel met mevrouw Greefhorst eens dat alleen
urgente zaken moeten worden behandeld tijdens het
vragenhalfuurtje. Er zijn nogal wat ongelukken ge
beurd bij de betrokken rotonde en ik meen daarom
dat deze zaak urgent genoeg is om hem zo snel moge
lijk aan te kaarten. Ik zal hiervan overigens geen pro
bleem maken, indien het college toezegt dat er in de
eerstvolgende vergadering van de commissie voor
openbare werken nog eens zal worden gekeken naar
met name de verkeersveiligheid ter plaatse.
Wethouder HOEKSTRA: Mevrouw de voorzitter!
Ik zal deze zaak maandag over een week in de com
missie voor openbare werken behandelen.
De voorzitter verklaart het vragenhalfuurtje voor ge
ëindigd,
157 Herstemming over het, met betrekking tot sector III,
subdoelstelling 1.10.03 van het beleidsplen, door de
fractie van D'66 ingediende amendement, over welk
amendement in de vorige raadsvergadering de stem
men staakten.
De heer OLDENBOOM: Mevrouw de voorzitter! Of
iets waardevol is, wordt mede bepaald door tijd en
omstandigheden. "Waardevol" is geen begrip dat
eeuwigdurend aan iets is verbonden. Het is niet zo
dat iets per definitie waardevol is en ook altijd waar
devol zal blijven. Ik zal voor het amendement stem
men, wanneer ik het begrip "waardevol" op deze
manier mag uitleggen.
De VOORZITTER: Ik meen dat in het voorstel van
het college de toevoeging "zoveel mogelijk" juist is
opgenomen, om de reden die de heer Oldenboom
heeft genoemd. Men kan natuurlijk nooit voor 100%
bepalen wat "landschappelijk waardevol" is. Dat
wordt bepaald door plaats en tijd en door hetgeen
men er tegenover zou willen stellen en dan is het
een afweging van prioriteiten.
De heer JONKER: Mevrouw de voorzitter.' Wij kun
nen wel meegaan met de gedachte van de heer Olden
boom. Het beleidsplan wordt uiteindelijk ieder jaar
bijgesteld. Wij vinden dat, wanneer overal steeds "zo
veel mogelijk" wordt ingezet, het zo'n indruk van
koudwatervrees geeft. Daarom willen wij dat in het
eerste geval weglaten.
De VOORZITTER: Het beleidsplan wordt weliswaar
ieder jaar bijgesteld, maar het lijkt mij dat wij niet te
snel doelstellingen en subdoelstellingen moeten gaan
wijzigen. Daarom heeft het college de zinsnede "zo
mogelijk" ingebouwd.
De heer JONKER: Ik begrijp wat u bedoelt. Maar
wanneer er een ramp plaatsvindt, waardoor wij in
eens heel anders gaan aankijken tegen een en ander,
kunnen wij zelfs subdoelstellingen gaan wijzigen.
De VOORZITTER: Ik ben het met u eens dat wij
subdoelstellingen kunnen gaan wijzigen, wanneer er
rampen plaatsvinden
Wethouder MENNE: Mevrouw de voorzitter! Wij
hebben een hoofddoelstelling. Daarin staat in zijn
algemeenheid "Het handhaven van de karakteristiek
van Soest, als woon- en werkgemeente".
Er wordt daarin dus niet gesproken van "zo moge
lijk". Dat hebben wij toegevoegd bij de subdoelstel
ling, omdat er inderdaad per jaar en per situatie spra
ke is van andere omstandigheden. Wij bouwen daar
mede een mogelijkheid in om af te wijken van het
statisch handhaven van het huidige landschap. Na
tuurlijk zal een besluit om af te wijken altijd door de
raad moeten worden genomen.
Het amendement wordt hierna opnieuw in stemming
gebracht en verworpen met 12 tegen 11 stemmen.
Tegen stemmen de leden: mevrouw Blommers-Bieze-
no, mevrouw Greefhorst-van Overdam, mevrouw
Koithuis-Elion, Storimans, Plomp, Van Poppelen,
Verheus, Hoekstra, Menne, Blaauw, Beijen en On-
derdelinden.
Voor stemmen de leden: Nuijten, Van den Brakel,
Visser, mevrouw Tomassen-Holsheimer, Gerth, Jon
ker, Goote, mevrouw Van Gelder-Cornelissen, Olden
boom, Bolhuis en mevrouw Allard-Knol.
158 Voorstel tot verkoop van percelen grond aan de
Versteeghlaan te Soesterberg aan de heer J. Pastu-
nink en de Firma H.J. Vos en Zonen.
159 Voorstel tot verkoop van grond aan de PUEM, gele
gen aan de Sterrenbergweg te Soesterberg ten be
hoeve van de bouw van een trafostation.
Deze voorstellen worden achtereenvolgens zonder
discussie en zonder hoofdelijke stemming aangeno
men.
160 Voorstel tot uitgifte in erfpacht van grond aan de
Eemweg te Soest aan de Postduivenvereniging Soest.
De heer VAN DEN BRAKEL: Mevrouw de voorzit
ter! Het verheugt mij natuurlijk dat de Postduiven
vereniging Soest een stukje grond in erfpacht heeft
kunnen krijgen van de gemeente, maar ik vraag mij
af hoe het college de waarde van de grond per vier
kante meter heeft bepaald. Deze vereniging die pas
van de grond is, moet de zaak uit eigen financiële
middelen runnen. De genoemde f. 400,00 erfpacht
vind ik dan ook niet mis. Bovendien komt daatbij
in de nabije toekomst nog een portie onroerend-
goedbelasting. Ik vraag mij af of het mogelijk is
deze vereniging in aanmerking te laten komen voor
een subsidie, wanneer wij in de toekomst eventueel
een subsidieregeling krijgen. Deze vereniging komt,
gezien het kleine aantal leden, met dit kolossale be-
208