De VOORZITTER: Ik heb vergeten te zeggen, dames en heren, dat wij de heren stenografen hebben ge vraagd of wij het verslag van de behandeling van het nu aan de orde zijnde agendapunt bij voorrang kun nen krijgen, opdat wij ook dat aan de briefschrijvers bij het antwoord kunnen doen toekomen. Wij zullen de motie van de V.V.D. -fractie als ze wordt aangenomen, natuurlijk graag meesturen. Ik constateer dat noch mevrouw Greefhorst, noch de heer Onderdelinden zich heeft uitgesproken over de motie van de fractie van Progressief Soest. Is dat mis schien een omissie Mevrouw GREEFHORST-VAN O VERDAM: Wij hebben geen enkele behoefte aan die motie, mevrouw de voorzitter. De heer ONDERDELINDEN: Ook wij hebben er geen enkele behoefte aan, mevrouw de voorzitter. De heer JONKER: Mevrouw de voorzitter! Ik wil er ter verduidelijking op wijzen, dat wat er zeer recent in Den Haag is gebeurd een initiatief van de burgemees ter van Den Haag is geweest. De VOORZITTER: Ik had begrepen dat het een ini tiatief van de voorzitter van de fractie van D'66 was. De heer JONKER: Neen. Ik citeerde uit dat overleg. Daarin heeft de fractievoorzitter van D'66 ontraden daar een demonstratie te laten plaatsvinden. Maar dat is uiteraard gebeurd met meer voorkennis dan een maand geleden mogelijk was en de Soester gebeurte nissen hebben daar een rol bij gespeeld. En daar kun je in de huidige situatie, na wat er zich hier heeft afge speeld, ook inderdaad verstoring van de openbare orde verwachten. Het is dus een iets andere situatie, maar ik heb het gehanteerd als voorbeeld omdat het hiertegenaan ligt. Het is mij volstrekt duidelijk dat u tot het bedoelde overleg geenszins verplicht bent. En om uw eenzame positie benijd ik u ook niet. Maar wij bieden aan om in voorkomende gevallen van onderhavige aard u ter zijde te staan en het doet mij genoegen te hebben ge hoord, dat u daarvan wel, zij het spraarzaam, gebruik wilt maken. De meerderheid van mijn fractie kan de motie van de V.V.D.-fractie onderschrijven. De minderheid van de fractie, gevormd door mevrouw Allard, zou er nog een enkele kanttekening bij willen maken. Mevrouw ALLARD-KNOL: Mevrouw de voorzitter! Als ik de motie lees, kan ik het ermede eens zijn. Maar ik heb behoefte om er een opmerking over te maken, omdat er o.a. in staat: "spreekt zijn vertrou wen uit". Alvorens ik dat vertrouwen hier uitspreek wil ik graag het volgende opmerken. Formeel gezien heeft u wellicht juist gedaan door op grond van de Algemene Verordening Soest te hande len zoals er gehandeld is. Politiek gezien vind ik in dezen iets van een verwijt toch wel op zijn plaats. Een politica zoals u bent had kunnen en moeten begrij pen dat bij een demonstratie als die waarover we het nu hebben, geen passieve, afstandelijke houding van de politie past en u had ter zake moeten adviseren in overleg met de officier van justitie. U kunt formeel wel zeggen, dat het hier gaat om een justitiële taak van de politie, dus een taak die onder de officier van justitie valt, maar ik denk dat er in de praktijk een werkoverleg is en dat wanneer u als hoofd van de poli tie met hem praat en hem vertelt wat er in Soest aan de hand is, u beiden er met elkaar over spreekt hoe u en hij zullen handelen. Naar aanleiding van uw opmerking dat het heel erg moeilijk is om strafbare feiten op te sporen, wil ik u wijzen op artikel 27 van het Wetboek van strafrecht, waarin staatAls verdachte wordt voordat vervolging is aangevangen aangemerkt degene te wiens aanzien uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit voortvloeit. Op grond hiervan denk ik dat een actief beleid in plaats van een afwachtend toch wel zou passen. De heer OLDENBOOM: Mevrouw Allard heeft niet geluisterd, mevrouw de voorzitter. De heer GOOTE: Mevrouw de voorzitter! Wij onder steunen de motie van de V.V.D.-fractie van harte. In houdelijk kunnen wij een heel eind meegaan met de motie van Progressief Soest, maar het gaat om de con clusie. De in deze motie getrokken conclusie trekken wij niet en op grond daarvan kunnen wij deze motie niet ondersteunen. Ik begrijp volledig dat u als burgemeester geen oor deel kunt geven over het optreden van de politie bij de uitoefening van haar taak inzake het opsporen van strafbare feiten. Ik ben het er ook met u over eens, dat het zeer moeilijk is om strafbare feiten te consta teren. De strekking van mijn desbetreffende opmer king in eerste instantie was echter, dat wij het toch gewenst achten dat de politie in voorkomende geval len actiever optreedt in het constateren van feiten die mogelijk later als strafbaar beoordeeld worden. Ik weet wel dat dat niet uw taak is en ik denk dat u er ook niet op zult ingaan, maar dit is toch het gevoel dat bij ons leeft en dat van andere zijden opgepakt zou kunnen worden. Hetgeen de heer Visser hier vanavond heeft gezegd is naar mijn mening zeer halfslachtig, zeer halfhartig. Hij heeft ten aanzien van een paar passages uit zijn op 27 oktober gehouden speech gezegd: wie horen wil, hore. Ik denk dat het andersom is, met name dat wie in het openbaar spreekt, zich er terdege van bewust dient te zijn dat hij de uiterste zorgvuldigheid moet betrach ten en dat dat in dit geval niet is gebeurd, maar inte gendeel de uiterste onzorgvuldigheid is betracht. De heer VISSER: Mevrouw de voorzitterAlle woor den die ik in mijn toespraak op het parkeerterrein van het Soester natuurbad heb gewijd aan de marechaus see, heb ik letterlijk uit de raadsnotulen van 1976 ge haald. Het zijn met name uw eigen woorden geweest waarmede u heeft uitgelegd hoe het zat met de Van Weerden Poelmanweg. De VOORZITTER: Ja, maar de demonstratie vond niet plaats op de Van Weerden Poelmanweg, maar vond plaats op een stuk grond dat bij de gemeente in eigendom en beheer is. Inmiddels hebben wij, pas sinds januari, ook de gehele Van Weerden Poel manweg in eigendom, maar dat is een heel ander ver haal. De heer VISSER: Dat heeft u nooit aan de raad me degedeeld. Dus dat De VOORZITTER: Dat hoef ik helemaal niet aan de raad mede te delen. Het is, zoals gezegd, een heel an der verhaal, mijnheer Visser, en u moet in ieder ge val niet proberen de aandacht af te leiden, want ik De heer VISSER: Ik leid de aandacht niet af. Ik wil alleen maar De VOORZITTER: Neen, mijnheer Visser! Ik mag ook eens een keertje interrumperen. Dat wilde ik nog 240

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1979 | | pagina 291