verbaast is, dat dan niemand op het idee komt om de telefoon te pakken of naar het bureau huisvesting te gaan en gewoon te vragen hoe de zaak in elkaar zit. De heer VISSER: De mensen die mevrouw de wet houder nu beschuldigt, kunnen zich niet verdedigen, mevrouw de voorzitter. Er moet nu dus niet worden gepraat over mensen die de telefoon niet kunnen pak ken. De VOORZITTER: Laat u mevrouw Van Stiphout nu even uitpraten, mijnheer Visser. U mag straks nog een aanvullende vraag stellen. Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONEN- BERG: Ik heb het niet over de burger, mevrouw de voorzitter. Want die begrijp ik goed; die zie ik elke week op mijn spreekuur, ik heb het over raadsleden. Raadsleden die, als ik de krant mag geloven, uitspre ken dat zij ook benieuwd zijn naar achtergronden van zaken en op voorhand weten dat deze vragen bij bur gers leven, moeten zo'n verantwoordelijkheidsgevoel hebben, dat zij zich in deze zaken verdiepen en na gaan hoe het een en ander zit zodat zij antwoorden kunnen geven. Als vijf raadsleden in een zaal nog niet in staat zijn om verwarring te voorkomen met betrek king tot de vraag hoe de vijf-vingertheorie in elkaar zit, vraag ik mij af waarvoor wij nota's schrijven in deze raad. Dan zijn wij met iets bezig waarvan ik mij de zin niet meer kan voorstellen. Alle raadsleden zeg gen dat zij zo begaan zijn met de slachtoffers van de woningnood. Welnu, laten zij die dat nog niet hebben gedaan zich dan eens van het een en ander op de hoogte stellen en zich erin verdiepen, zodat zij ant woord kunnen geven aan burgers die verontrust zijn. Nu is het gevolg geweest, dat er alleen maar meer te lefoontjes van verontrusten zijn binnengekomen. De woonruimtecommissie gaat met ingang van 1 ja nuari met het puntensysteem werken nadat de com missie voor maatschappelijke dienstverlening het pun tensysteem heeft bekeken. Ten slotte wijs ik erop dat juist door de categoriestel ling die ik zoeven heb weergegeven, er in deze situa tie 93 woningzoekenden aan een woning kunnen wor den geholpen als gevolg van het doorstromingsbeleid. De VOORZITTER: Wil de heer Visser één aanvullen de vraag stellen? De heer VISSER: Neen, maar ik wil wel reageren op wat de wethouder heeft gezegd. De VOORZITTER: Neen, dat is bij het vragenhalf- uurtje niet de bedoeling. U stel één aanvullende vraag. Het is geen interpellatie. De heer VISSER: De wethouder had nog een heel ver haal erachteraan. Dus De VOORZITTER: Dat mag mevrouw de wethouder doen. De heer VISSER: Ja, en dus mag ik ook reageren. De VOORZITTER: Neen, u stelt één aanvullende vraag. Wij kunnen hier niet de hele avond met het vragenhalfuurtje vullen. De heer VISSER: Ik ben niet begonnen met de hele avond te vullen met een aanvullend verhaal. De heer JONKER: Ik vind het toch niet helemaal terecht, mevrouw de voorzitter. Wanneer mevrouw de wethouder even nog wat andere dingen zegt, dan dacht ik dat u het een raadslid toch rustig kunt toe staan om, zij het kort, daarop even in te gaan. Dat behoeft helemaal niet lang te duren. De VOORZITTER: Omdat de heer Jonker uw pleit bezorger is, mijnheer Visser, mag u even. De heer VISSER: Ik wilde dat u dat wat meer was. Ik krijg hier nooit de gelegenheid om wat te zeggen. De VOORZITTER: Schiet u nu maar een beetje op, mijnheer Visser. De heer VISSER: Het is natuurlijk onmogelijk, me vrouw de voorzitter, om als je op een avond met een zaal vol Soesterbergers zit die je als raadslid een aan tal vragen stellen, de telefoon te pakken en het bu reau huisvesting te bellen. Dat De VOORZITTER: Neen, dat moet u vóór die tijd doen. De heer VISSER: is zo'n nonsens. En het heeft ook geen zin om het de volgende dag te doen. Want het gaat er niet om dat ik weet wat de antwoorden zijn, maar het gaat erom dat een aantal burgers in Soesterberg die ermee zitten, telefoons pakt en brie ven schrijft, maar niet de juiste antwoorden krijgt. Ik vind hetgeen de wethouder vanavond heeft geant woord uitstekend en ik hoop dat die mensen daarmee hun voordeel kunnen doen. Ik heb hier alleen maar mijn ambt van raadslid uitstekend uitgeoefend door op te treden als verbinding tussen de Soesterbergers die verontrust zijn en de wethouder die vanavond uit stekende antwoorden heeft gegeven. Dat is, dacht ik, mijn taak en daar hoef ik niets aan toe of af te doen. Ik verdiep mij uitstekend in allerlei zaken. Ik vind dus wat de wethouder heeft gezegd onterecht. De VOORZITTER: Heeft u nog een aanvullende vraag? De heer VISSER: Neen. De VOORZITTER: Misschien mag ik u nu een vraag stellen. Er was toch een agenda voor dat forum in Soesterberg van maandagavond, hè? Die was u toch toegestuurd of in de krant vermeld? De heer VISSER: Van tevoren, bedoelt U? De VOORZITTER; Ja. De heer VISSER: Neen, die hing aan de muur op vel len papier. We wisten niet eens dat we in een forum geplaatst zouden worden. De bijeenkomst was aangekondigd als een gezellig politiek café. Welnu, daar kun je lekker je mond houden. Maar we werden ineens in een forum gezet. En inderdaad hadden de heren Verheus en Goote de grootste moeite om de vijf-vingertheorie uit de doeken te doen. Dat is natuurlijk het risico als je in een forum wordt gezet en ineens maar moet antwoor den, terwijl je het raadslidmaatschap nog steeds in je vrije tijd uitoefent. De VOORZITTER: Goed zo. Mevrouw ALLARD-KNOL: Mevrouw de voorzitter! Naar aanleiding van de opmerking van mevrouw de wethouder dat zij met honderd procent zekerheid kan zeggen, dat als er ergens woningen worden gereali seerd, mensen gaan ageren, omdat zij vinden dat het een en ander niet zo terecht is gebeurd, zou ik zeg gen: Als de criteria voordien waren gepubliceerd (ik heb begrepen dat het er bij de Soesterbergers om ging, dat zij niet wisten hoe de criteria waren gehanteerd), had de honderd procent zekerheid kunnen worden ge reduceerd tot vijftig procent. De VOORZITTER: Ik dacht dat alle gegadigden het wel wisten. Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONEN- BERG: Wij hebben, mevrouw de voorzitter, een dui delijke advertentie in de krant gezet waarin de crite- 246

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1979 | | pagina 297