de orde was geweest. Onze fractie is er daarom ook voorstander van, de begroting slechts éénmaal in de commissies te behandelen. Dat lijkt het beste te kun nen gebeuren in augustus/september, aan de hand van de concept-begroting, maar dan wél in het openbaar. Een dergelijke handelwijze sluit onzes inziens goed aan bij de jaarlijkse bijstelling van het beleidsplan in het voorjaar. De vertaling daarvan in concrete punten moet immers in de begroting voor het volgende jaar haar beslag krijgen. Ik kom vervolgens tot het financiële deel van mijn be schouwing. Het college heeft dit jaar een soort bud getmethode toegepast. Dor hout is gekapt. In ant woord op vraag 13 schrijven burgemeester en wethou ders dat men het beter acht bij verdere bezuinigingen niet meer van „dor hout" te spreken, maar van „her oriëntering op bestaand beleid". Het college is kenne lijk van mening dat er verder geen dor hout meer aan wezig is. Ik kan daarover niet goed oordelen, maar hoe men het ook noemt, de vraag rijst of hetgeen nu is gebeurd, voldoende is. Ik vraag dit gezien enerzijds de hoeveelheid wensen en verlangens die neergelegd zijn in het beleidsplan en het welzijnsplan, en ander zijds de zeer beperkte vrije financiële ruimte. Wensen zoals bijvoorbeeld een zwembad kunnen in dit pers pectief niet gerealiseerd worden. Alleen een verder gaande heroriëntering van bestaand beleid kan daar voor soulaas bieden. Het college zal zich erop dienen te beraden wat hiertoe de mogelijkheden zijn. De uitgavenstijging die zich de afgelopen jaren boven de 10% bevond, is voor 1980 tot een aanzienlijk lager niveau teruggebracht, nl. 5,9%. Bezien wij de begro tingspositie, dan is deze gunstiger dan voor 1979 het geval was. Toen bedroeg het aanvankelijke begrotings tekort circa f. 1,9 miljoen, inclusief de gelden voor nieuwe activiteiten, terwijl dat tekort nu rond f. 1 mil joen bedraagt. De dekking van het tekort op de ma nier zoals het college dat voorstelt, lijkt ons redelijk. De verhoging van de onroerend-goedbelasting met 4% achten wij gerechtvaardigd. De aanzienlijke verhoging van de reinigingsrechten is naar ons gevoel onont koombaar, gezien het huidige lage dekkingspercenta ge. Anderzijds lijkt een vermindering van de service ons niet de goede weg. Gezien het overschot op de re kening van de laatste jaren zijn wij eveneens akkoord met de beschikking van f. 500.000,- uit de saldire- serve. Tenslotte wil ik ingaan op het voorstel over de projec ten die in 1980 ter hand genomen zullen worden. Naar ons gevoel is de lijst als bijlage bij agendapunt 8 van de begrotingsvergadering niet compleet. Wij zien daarop bijvoorbeeld wel de atletiekaccommodatie, maar niet het zwembad, terwijl dit laatste punt wel degelijk voorkomt op de lijst van 36 prioriteiten, zo als die verleden maand is vastgesteld. Wij pleiten er voor volgend jaar in ieder geval een planologische ver kenning tg starten met betrekking tot de mogelijke vestigingsplaatsen voor een zwembad. Wij gaan ak koord met het voorstel voor de voorzieningen voor 1980. Bijzonder blij zijn wij dat de staf van de Molen- soos uitgebreid zal kunnen worden. Aan de pensioen regeling voor de staf van Artishock hechten wij even eens zeer veel waarde. Wanneer wij de jaarlasten van deze voorzieningen optellen en leggen tegenover de beschikbare ruimte, resteert een bedrag op jaarbasis van f. 17.250,-. In de lijst van 36 punten tref ik niets meer aan dat met dit bedrag aangepakt zou kunnen worden. Als de meerderheid van deze raad zich vorige maand niet tegen een punt als de overkapping van de kinderboerderij had uitgesproken, dan zou die overkap ping voor het genoemde bedrag mooi meegenomen kunnen worden. Dat is een gemiste kans. Mogelijk is een moment van heroverweging op zijn plaats. Ik wil deze beschouwing beëindigen door onze dank uit te spreken voor het vele werk, met name in ambte lijke kring verricht. Daarnaast wens ik het college en de ambtelijke medewerkers veel succes toe bij hun ta ken in het komende jaar. De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! Deze alge mene beschouwingen die wij volgens afspraak zo kort mogelijk willen houden en de snelle begrotingsbehan deling dit jaar in deze raad worden overschaduwd door uw vertrek aan het eind van deze maand. Wat de toe komst ook brengen moge, wij kunnen in ieder geval vaststellen dat de afgelopen zeven jaar en zeven maan den ons geen windeieren hebben gelegd. Hielden wij in 1974 al f. 500.000,- over, in 1975 bedroeg het batig saldo f. 1,4 miljoen, in 1976 konden wij nog eens f. 1,6 miljoen aan onze reserves toevoegen en verleden week deelde u ons mee dat in 1977 opnieuw f. 677.000,- werd overgehouden. Het getal 7 lijkt zodoende een heilig en magisch getal in Soest te wor den, Soest waarvan u hebt gezegd - las ik - dat het geen gemakkelijke gemeente is, maar toch best aan te beve len. Wij zijn inderdaad rijk gezegend. Als wij dan becij feren dat in een begrotingswijziging 1979 de ont- vangstpost rente van belegde kasgelden met f. 250.000,— werd verhoogd door positieve speculaties, dan kunnen wij veilig aannemen dat ook 1978 en 1979 voor deze gemeente weer gouden jaren zullen worden. Het tijdelijk beschikken over een deel van de saldire- serves voor het sluitend maken van de begroting is dus steeds weer een administratief foefje, zonder er ook maar een dubbeltje bij in te schieten. Tel daarbij op de overige meevallers die worden genoemd op bladzijde 7 van de nota van aanbieding en wij vragen ons toch af, of de verhoging met 4% van de onroerend-goedbelas ting die bij velen hard is aangekomen, gerechtvaardigd is. Onze mening over de verhoogde marktgelden kent u. Misschien kunt u al iets zeggen over het onderzoek naar de verlaging van de kosten van de markt, dat u ons hebt toegezegd. Liever dan deze verhogingen za gen wij, dat het hebben van een tweede hond of meer buitengewoon hoog belast gaat worden. Werden wij verleden jaar hier nog aangevallen omdat wij niet konden aangeven hoe een schoolbioloog en een derde wijkagent in Soest moesten worden gefinancierd, thans merken wij op dat u met het grootste gemak de kosten van herziening van oude bestemmingsplannen ten laste van de saldireserve wilt brengen en de kosten voor het opstellen van een verkeersplan - naar wij ho pen binnen de bestaande wegenstructuur - wilt dekken uit de reserve batige saldi van vorige dienstjaren. U ziet: Waar een wil is, is een weg! Verder valt het ons op dat in het antwoord op de be- grotingsvragen op bladzijde 4 staat dat wij de term „kappen van dor hout", een term die al jaren lang hier over de tafel is gegaan, niet meer mogen gebruiken. Opeens blijkt dor hout nauwelijks te kappen op wat bureaubehoeften, fotokopietjes en planmateriaal na, en moeten wij nu spreken van „heroriëntering op be staand beleid". Ik heb deze uitdrukking uitgeprobeerd op mijn tuinman en wat ik bij de gemeente constateer, merk ik nu ook in mijn tuin: Het dorre hout ligt er nog steeds. Onder „heroriëntering op bestaand beleid" ver staan wij iets heel anders, getuige onze alternatieve be leidsnota die wij verleden week aan de Commissaris 262

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1979 | | pagina 323