len dat het begrip „dor hout" niet ruim genoeg is. Met het oog hierop hebben wij dit begrip ook vervangen door de term „heroriëntering op bestaand beleid". Met het dorre hout dat de heer Visser blijkbaar nog steeds in zijn tuin heeft liggen - overigens is hij wel bijzonder bevoorrecht dat hij kennelijk een tuinman in dienst heeft! - komt men nl. niet zo erg ver, want dat is vrij snel op. Men zal dan ook moeten spreken van een heroriëntering op bestaand beleid, omdat men anders niet tot voldoende besparingen en bezuinigin gen kan komen. Die laatste woorden mogen best ge bruikt worden in dit verband. Daarbij heeft mevrouw Greefhorst opgemerkt dat de CD A-fractie er niet op uit is, het huidige voorzieningen- peil aan te tasten, maar wel pleit voor een financieel beleid dat het mogelijk maakt, ruimte te scheppen voor nieuwe, meer eigentijdse zaken. Daar geldt toch: óf het één, óf het ander. De raad zal toch eens moeten kiezen of niet toch eens een stukje van het huidige voorzieningenpeil - en dat is dan zeker géén dor hout, maar méér - moet worden opgeofferd om andere voor zieningen mogelijk te maken. Ik weet wel dat dit een moeilijke afweging zal zijn, maar de raad zal die vraag toch eens onder ogen moeten zien. Er zal een moment komen dat niet én het huidige voorzieningenpeil kan worden gehandhaafd én nieuwe taken kunnen worden aangepakt. Wij komen er echt niet alleen met hetgeen wij dit jaar hebben gedaan, met wat hier en daar op ruimen van dor hout. Er zal toch een visie moeten ko men en er zullen keuzen moeten worden gedaan, uit zaken die allemaal voor Soest en de inwoners van Soest op zichzelf prettig en belangrijk zouden kunnen zijn. De heer Onderdelinden heeft gesproken over het grondbedrijf en ziet daarbij mijns inziens toch het le ven nog wat te rooskleurig in. Hij heeft gezegd dat het hem verheugt dat het college plannen initieert om te komen tot afstoting van als gevolg van het niet door gaan van een aantal voorlopige bestemmingen niet meer van belang zijnde complexen, omdat verminde ring van de zeer zwaar drukkende rentelasten de ge meente in staat zal stellen de krappe financiële jas te verruimen. Ik moet die pret toch wat drukken. In de commissie financiën hebben wij onlangs een notitie over de positie van het grondbedrijf besproken en daarbij is al aangegeven dat vooral planologisch zal moeten worden bekeken wat met de verschillende complexen kan worden gedaan. Vroeger hebben wij bijzonder veel grond gekocht in de verwachting dat dit bouwgrond zou worden. Door de rentebijschrijving is de boekwaarde van deze gronden nu enorm opgelo pen. Te zijner tijd zullen wij dan toch - dat zal dan ze ker niet zo'n vrolijk avondje worden! - een aantal gronden die nu in het grondbedrijf zitten, voor veel minder dan de huidige boekwaarde moeten verkopen, of zullen wij zien dat wij enkele gronden nauwelijks meer aan de straatstenen kwijt kunnen. Deze finan ciële consequenties zullen dan op de algemene dienst tot uitdrukking komen. Ik vrees dus dat het financiële jasje met deze operatie niet zal worden verruimd, maar zelfs nóg krapper zal worden dan op dit ogenblik al het geval is. Het wordt nu nader uitgewerkt, maar ik kan nu al garanderen dat dit niet één van de vrolijk ste avonden in de raad zal worden. Ik wens u allen daarbij bij voorbaat al sterkte. Wat de onroerend-goedbelasting betreft, is de vraag gesteld of wij niet al op een zeer hoog niveau zitten met deze belasting. V olgens de minister van binnen landse zaken zou een redelijk peil voor deze belasting f. 205,-- per woning gemiddeld zijn. Er zijn richtlijnen gegeven voor zogenaamde artikel 12-gemeenten die niet minder mogen heffen dan gemiddeld f. 205,- per woning, willen zij voor een extra uitkering in aanmer king komen. Echter, de artikel 12-gemeenten moeten nog méér doen om voor een extra uitkering in aanmer king te komen, zoals het heffen van een rioolrecht van gemiddeld f. 115,- per aansluiting. In Soest heffen wij geen rioolrechten, zodat wij dit bedrag van gemiddeld f. 115,- per woning zouden kunnen optellen bij onze onroerend-goedbelasting, hetgeen een totaalbedrag van gemiddeld f. 320,- per woning betekent. In Soest is het bedrag aan onroerend-goedbelasting gemiddeld f. 326,15 en wij zitten dus ongeveer op de norm voor die gemeenten die een aanvullende bijdrage uit het gemeentefonds vragen. Wij zitten dus helemaal niet zo hoog als op het eerste gezicht lijkt, juist omdat wij in Soest geen rioolrechten heffen. Gesproken is over de rekening 1977. Ik moet daarbij de heer Visser een compliment maken dat hij in ieder geval wél goed heeft geluisterd in de commissie finan ciën. Ik heb daar nl. al medegedeeld dat het batig dienstsaldo over 1977 f. 677.120,48 bedraagt. Dat betekent dat de saldireserve per 1 januari 1978 be draagt ongeveer f. 8 miljoen. Natuurlijk vinden wij het jammer dat wij de rekening nog niet formeel aan de raad hebben kunnen aanbieden, maar het eindresul taat is dus al wel bekend. Het is de bedoeling dat de rekening 1978 de raad sneller zal bereiken dan bij de rekening 1977 het geval is geweest. Aangestipt is al dat tegenslagen in het personele vlak tot deze vertra ging hebben geleid, terwijl het verificatiebureau dat bepaalde beloften had gedaan om ons te helpen, dat ook niet op dat tijdstip heeft gedaan als wij hadden mogen verwachten. De heer Visser heeft zich ten aanzien van de finan ciën nogal juichend opgesteld. Ik wijs erop dat al het geld dat wij op een rekening overhouden, alleen geld is dat maar één keer kan worden gebruikt. W anneer de heer Visser eens een aardig project zou hebben dat éénmalig zou zijn, zou met de raad wel degelijk kun nen worden gesproken over de vraag of daarvoor een stukje van de saldireserve zou kunnen worden ge bruikt. Men kan echter de saldireserve niet gaan ge bruiken voor lasten die ieder jaar terugkomen, dus niet voor de derde wijkagent of een schoolbioloog. Overigens moeten wij hierbij wel bedenken dat wij nu de rente-inkomsten van de saldireserve in de algeme ne dienst hebben zitten en als wij dus de saldireserve gaan opsouperen, missen wij wel deze rente-inkomsten. Het is dus kiezen of delen, maar in ieder geval is het niet verstandig om jaarlijks terugkerende lasten te voldoen uit de saldireserve. De heer Visser heeft ook gewezen op het bedrag van f. 250.000,- dat onlangs bij begrotingswijziging zou zijn „gevonden". Zoiets is een incidentele meevaller. Wij hadden nogal wat kasgeld dat wij toen niet direct nodig hadden en wij hebben dat kasgeld dus uitgezet tegen een bepaalde rente. Dat heeft geresulteerd in deze extra inkomstenpost. Daarop mag men echter zeker niet ieder jaar hopen. Het hangt af van de rente stand en ook van de vraag hoe het met het kasgeld staat. Nog niet zo lang geleden hebben wij toevallig een aantal leningen geconsolideerd, dus nu is de be hoefte aan kasgeld wat minder. De heer VISSER: Het gaat mij meer om de tendens dat u in publikaties in Op't Hoogt altijd klaagt dat Soest nooit geld heeft en dat de belastingen daarom zo 265

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1979 | | pagina 326