Wat de opmerking van de heer Blaauw betreft, verwon dert het mij toch wel - hoewel het niet aan mij ter be oordeling staat waar iemand zijn wijsheid vandaan wil halen - dat nu door hem is gesteld dat het met de brandweer in Soesterberg niet goed zou gaan. Ik be grijp wel waar deze opmerking vandaan komt, maar wij moeten toch echt de zaken goed op een rijtje hou den. Ik ben bijzonder tevreden over het korps in Soesterberg; dat wil ik nog wel opmerken, want an ders ontstaat misschien de indruk dat daar iets mis is. Toen de brandweercommandant in Soesterberg aftrad, hebben wij met de fractievoorzitters overleg gepleegd over de vraag of het mogelijk zou zijn dat iemand die zijn dagelijkse functie niet in Soesterberg uitoefent, toch brandweercommandant zou worden. De frac tievoorzitters hebben daar indertijd ook „ja" op ge zegd. De administratie zit ook goed. Het zou best prettig zijn om een vrijwillige commandant te hebben in Soesterberg die wat meer in de gemeente zou zijn, omdat hij zijn dagelijkse werk in Soesterberg zou hebben, maar ik moet de stelling bestrijden dat het in Soesterberg niet goed zou zitten. De heer JONKER: Mevrouw de voorzitter! Inderdaad lijkt het wat inconsequent dat het punt van de brand preventie nu toch door ons bij deze begrotingsbehan deling aan de orde is gesteld. Daar hebt u in wezen vol ledig gelijk in. Echter, de beraadslaging over het selec teren van punten voor het beleidsplan heeft zich in de vergadering van half november - toen uzelf niet aanwe zig kon zijn - toch in een wat snel tempo voltrokken. Mijns inziens is daar dit punt min of meer tussen wal en schip gevallen, niet bij iedereen overigens, want onder andere de heer Goote heeft dit punt zeer bewust niet als eerste prioriteit willen kenmerken. In het al gemeen echter heeft deze zaak niet de volledige aan dacht gekregen en nu wij een en ander nog eens op ons hebben laten inwerken, menen wij toch dat het hier om een zeer belangrijke zaak gaat. Met het oog hierop menen wij dat dit punt aan een herkansing toe is; dit moet nu opnieuw worden afgewogen. Er is ook al geduid op de voorlichtingsbijeenkomst waar de brandweer de zaak nog eens uitputtend uiteen heeft gezet. De noodzaak staat voor iedereen blijkbaar ook wel vast, alleen het moment waarop een en ander ge realiseerd zou moeten worden, is nog een punt van discussie. Volkomen terecht hebt u ook opgemerkt dat het geld ergens vandaan moet komen. De heer Blaauw heeft zoeven al aangegeven waar een deel van de dekking zou kunnen worden gevonden, nl. via een legesheffing bij de bedrijven die adviezen krijgen op het gebied van de brandpreventie. Daarnaast kan worden gedacht aan een aanslagje op de post onvoorzien die voor 1980 vrij ruim is. Overigens meen ik dat wij nu per hoofdstuk moeten aangeven welke wensen er nog zijn en pas aan het slot van de begrotingsbehandeling moeten bekijken om welk totaalbedrag het gaat en of dat haalbaar is. De heer BLAAUW: Mevrouw de voorzitter! Wij zijn er niet van uitgegaan dat de brandpreventieman onmiddel lijk moet worden aangesteld en wij verstoren dan ook niet direct de begrotingsopzet. Het moet mij wel van het hart dat^sü het opstellen van de prioriteitenlijst alle gegevens^die wij nu hebben op dit punt, ons nog niet zo bekend waren. Toen hadden wij er dus nog wel vrede mee dat dit punt niet de eerste prioriteit kreeg. Na de voorlichtingsavond van de brandweer zijn wij echter ervan overtuigd geraakt dat de brandpreven tieman noodzakelijk is. Ik heb ook de indruk dat deze voor een groot deel uit de legesheffing betaald zou kunnen worden, zodat de kosten heel sterk zullen meevallen. Wij dringen er in ieder geval op aan dat op deze zaak wordt teruggekomen bij de eerstvolgende bijstelling van de begroting. Ik heb, naar ik meen, niet gezegd dat het bij de brand weer in Soesterberg mis is. Inderdaad functioneert het daar goed. Wel heb ik gezegd dat het administratief bijzonder moeilijk is in een kleine plaats waar de men sen meestal elders werken. Daarom zou de brandpre ventieman mijns inziens ook een tweeledige functie kunnen vervullen, in die zin dat hij overdag ook bij zou kunnen springen in Soesterberg. De heer VAN LOGTENSTEIN: Mevrouw de voorzit ter! Wij willen de brandpreventieman uitdrukkelijk opvoeren in de begroting voor 1981. Om formele re denen vinden wij het op dit moment onjuist om nu al deze man op te voeren in de begroting. De heer GOOTE: Mevrouw de voorzitter! Ik wil de problemen van de brandweer bepaald niet bagatelli seren, maar het moment van herkansing waarover de heer Jonker heeft gesproken, moet toch op een ander tijdstip komen, nl. in april a.s., bij de bijstelling van het beleidsplan en niet op deze morgen, In april a.s. komen ook andere zaken aan de orde die ons wellicht nog liever zijn, zoals de schoolbioloog, de overkapping van de Vrije Teugel enz. Wij zouden ons nu lichtelijk ongeloofwaardig maken als wij nu ineens weer een an dere rangschikking zouden aanbrengen. De heer NUIJTEN: Mevrouw de voorzitter! Wij wil len de tweede brandpreventieman wel opvoeren voor de begroting 1980. Wat de financiële ruimte betreft, menen wij dat al een kleine verlaging van de norm voor onderhoud van straten, wegen en pleinen de tweede brandpreventieman financieel mogelijk maakt. De VOORZITTER: Dames en heren! Wij zitten nu langzamerhand in een wat moeilijke positie. De heer Jonker pleit enorm voor een brandpreventie-officier. Ik zou die ook graag willen hebben, maar de raad heeft indertijd een andere keus gemaakt. Wat de dek king betreft wordt gesproken over het doen van een aanslag op de post onvoorzien, dan wel een speciale leges voor bedrijven die gebruik maken van de advie zen. Dat zou dan dus kennelijk een nieuwe legeshef fing moeten worden. De heer BLAAUW: Op de voorlichtingsavond van de brandweer heb ik begrepen dat hier legeskosten voor geheven kunnen worden. De VOORZITTER: Er zou dan toch in ieder geval eerst een nieuwe legesverordening moeten komen, voordat hierover een beslissing kan worden genomen. De heer Nuijten heeft gezegd dat de onderhoudsnorm voor straten wel wat zou kunnen worden verlaagd. De wethouder van openbare werken ziet dat zwart in en datzelfde geldt voor mij. De heer Nuijten weet - het is in een aantal commissies behandeld - dat er van deze norm al heel wat afgehaald is. Dat is ook geen dor hout kappen, maar een echte bezuiniging. Ik ben er dan ook per se tegen om van deze post nog iets af te halen. De raad moet het nu maar zeggen op dit punt. Mevrouw GREEFHORST-VAN OVERDAM: Ik meen dat wij nu toch op de verkeerde weg dreigen te raken. Verleden maand hebben wij een aantal zaken niet in gevoegd die andere partijen wilden opnemen - de heer Goote heeft maandagavond nog gezegd dat hij dat ons 282

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1979 | | pagina 343