De VOORZITTER: Wij moeten bezuinigen en dan gaan wij de post voor portokosten niet verhogen! De heer JONKER: Het mag van mij ook best afgege ven worden door een ambtenaar van de gemeente Soest, voor mijn part de politie als die toch in de buurt aan het surveilleren is. In ieder geval moet geen twijfel mogelijk zijn over het al dan niet aankomen van dit stuk, want wij moeten nu echt van dit soort communi catiestoornissen af. Je ziet het vaker in een zaak waar je begint m et communicatiestoornissen datje er dan door achtervolgd blijft worden. Hier is dat mijns inziens ook het geval. Als hierover eenmaal duidelijk heid is en men elkaar goed heeft begrepen, kunnen wij in een volgende raadsvergadering alsnog een passende antwoordbrief vaststellen. Wethouder PLOMP: Mevrouw de voorzitter! Er is met de werkgroep inderdaad een gesprek gevoerd eind augustus jl.hetgeen mede is bijgewoond door collega Menne. Aanwezig waren toen drie leden van de werk groep leefmilieu Soest. Afgesproken is toen dat wij het verslag van deze bespreking dat wij namens de gemeen te zouden maken - een lid van de werkgroep maakte zelf óók de nodige aantekeningen voor een verslag van de bespreking - aan de werkgroep zouden toezenden en de reactie van de werkgroep daarop zouden afwach ten, alvorens een antwoordbrief aan de raad voor te leggen ter vaststelling. Wij hebben ons aan die afspraak gehouden door op 21 september het verslag aan de werkgroep te zenden, met het verzoek om binnen veer tien dagen ons een reactie hierop te zenden. Het kan onmogelijk aan het college worden verweten dat het verslag niet zou zijn aangekomen, want het is ver stuurd. Wat er met het verslag verder is gebeurd, weet ik niet; daar kan ik alleen maar naar raden. Wij moeten ervan uitgaan, niet alleen bij dit stuk, maar bij alle stukken die wij versturen, dat de mensen deze stukken dan ook ontvangen. Dit soort stukken versturen wij meestal naar het secretariaat van een groep, in dit geval dus het secretariaat van de werkgroep leefmilieu Soest. Er is op geen enkele wijze een afspraak gemaakt dat alle leden afzonderlijk het verslag van de bespreking toegestuurd zouden krijgen. Zoiets doen wij trouwens nooit, want wij sturen de stukken vrijwel altijd naar het secretariaat en een enkele keer naar de voorzitter van een bestuur of een groep. Wij zouden kunnen ver onderstellen dat het secretariaat deze stukken wel heeft ontvangen, maar niet heeft besproken met de an deren, maar dat zou een suggestie zijn die ik niet kan bewijzen. Het college moet er in ieder geval van uit gaan dat het verslag is ontvangen door de werkgroep leefmilieu Soest. Als wij daarvan uitgaan - en wij kunnen moeilijk an ders - betekent dit tevens dat, nu veertien dagen later geen reactie bij ons is ontvangen, wij er dan óók van mogen uitgaan dat men akkoord gaat met hetgeen in het verslag staat en daarover ook geen enkele opmer king meer wenst te maken. Hiervan moeten wij toch uitgaan. Waar blijven wij anders? De heer Visser heeft gezegd dat het college de sugges tie heeft gedaan dat er inspraak op de inspraaknota zou worden gegeven. Dat is inderdaad juist; het staat ook in dit stuk. Wij nemen ons wel voor om met be trekking tot de verdere behandeling van de inspraak nota nog nader na te gaan, wie wij daarbij zouden kunnen betrekken. Wij willen niet maar met één groep spreken. In de commissie kan echter nader worden overlegd over de vraag, hoe de inspraak over de in spraaknota zou kunnen worden geregeld. De heer Jonker vraagt om alsnog een kopie van het ver slag te zenden. Wij gaan ervan uit dat dit verslag er is en de heer Jonker kan daarop vertrouwen. Ik meen ook niet dat wij stukken voortaan op een andere wijze dan via de post moeten gaan afgeven. Dan zouden wij voortdurend ordonnansen door Soest moeten laten rij den om te kijken of de post wel wordt afgegeven en wij zouden dan eigenlijk ook nog m de huizen erbij moeten zijn om na te gaan of ontvangen post ook in derdaad wordt gelezen. Ook daar kunnen immers nog communicatiestoornissen bij ontstaan! Dan zouden wij echter duidelijk te ver gaan. Ik kan het overigens wel met de heer Jonker eens zijn dat de communicatiestoornissen blijven bestaan als wij op deze wijze doorgaan. Ik voeg er echter direct aan toe dat dit dan niet aan het college ligt. De heer BOLHUIS: Mevrouw de voorzitter! Ik neem zonder meer aan dat het verslag is toegezonden op 21 september jl. Als de heer Plomp zegt dat het colle ge ervan moet uitgaan dat het verslag betrokkenen dan ook heeft bereikt, is dat op zichzelf een juiste stellingname, echter totdat de mededeling van betrok kenen komt dat zij het niet hebben ontvangen. Die mededeling kwam, toen in de commissie ruimtelijke ordening werd gevraagd waar het verslag bleef en de heer Menne antwoordde dat dit al op 21 september jl. was toegezonden. Het blijkt ook uit de brief die zowel aan de raad als aan het college is gericht van 7 decem ber jl. Ik heb daarvan een kopie ontvangen, maar ken nelijk hebben niet alle raadsleden zo'n kopie gekre gen. Het moeilijke punt in de redenering van de heer Plomp is dat hij zich op het standpunt stelt dat het verslag is verzonden en dat het dus ook is aangeko men, terwijl men toch niet de mogelijkheid uit het oog verliezen mag dat er een communicatiestoornis heeft plaats gevonden. Die mogelijkheid heeft zich nu kennelijk ook voorgedaan. Ik verwijt dat niet aan het college, maar ik ben evenmin bereid om dit te wijten aan de werkgroep leefmilieu Soest. In feite is de zaak toch niet zo moeilijk. Het is ook eigenlijk zonde van de tijd om er zo lang over te pra ten. Het gaat om een brief van 9 april jl. en omdat die toch al van zoveel maanden her dateert, mag die brief ook nog wel een maand langer onbeantwoord blijven. Ik stel daarbij voor het verslag opnieuw toe te zenden, op dezelfde wijze als in het verleden is gebeurd, en de werkgroep leefmilieu Soest de gelegenheid te geven hierop met een reactie te komen. Het is niet juist om vandaag een brief te schrijven met een zinsnede over het door de werkgroep aanvaarde verslag. Dat gaat mij juist te ver, als ik weet dat het verslag niet is aanvaard. De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! Ik ben het roerend met de heer Bolhuis eens. Daarbij komt nog dat ik blijf volhouden dat een verslag van een gesprek dat alleen werd gehouden om standpunten te verdui delijken, nog geen antwoord is op de brief van 9 april jl. Op 17 mei lag er wel een uitgebreide concept antwoordbrief op tafel, maar die is toen aangehouden, om nog een gesprek met de werkgroep te voeren. Het briefje dat het college nu wil versturen, is zeker geen antwoord op de brief van 9 april. De antwoordbrief van 17 mei, waarmee ik het overigens niet eens was, vond ik dan nog beter dan dit briefje. Een verwijzing naar een gesprek lost de problemen niet op waarover de werkgroep een brief heeft geschreven. De heer JONKER: Mevrouw de voorzitter! De heer Bolhuis heeft precies uitgelegd tot hoe ver de redene ring van de heer Plomp klopt. Gebleken is nu dat het

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1979 | | pagina 358