ke partij in de provincie de macht heeft overgenomen.
Wanneer men erover spreekt tegen iemand die afkomstig is
uit de u, mijnheer de commissaris der Koningin, zo verwan
te kring van de Vrije Universiteit (betrokkene ontmoet ik in
het Prins Bernhardfonds) krijg je ten antwoord "Dat doet
mij denken aan de dierbare vijf nieten van Schortinghuis: Ik
wil niet, ik kan niet, ik weet niet, ik heb niet en ik deug
niet". Dat laatste is naar onze mening - dat is toch wel een
mening die door de gehele regio wordt gedeeld - van toepas
sing op de principes en de uitwerking van de v.v.t., zoals die
op het ogenblik voor ons liggen. Nu hebt u, mijnheer de
commissaris der Koningin, zojuist gezegd dat ik nogal eens
mijn zin kreeg in de provincie. Niets is minder waar, want
de gemeenteraad van Soest heeft vorige week besloten om
toch maar in beroep te gaan tegen het niet goedkeuren van
een bestemmingsplan (het Zwarte Wegje) door gedeputeerde
staten; die weigering was geënt op het volgens gedeputeerde
staten niet op de juiste wijze toepassen van de v.v.t. U,
mijnheer de commissaris, neemt ook afscheid (een maand
later dan ik) en wij zullen dus beiden vanuit de verte kijken
hoe het daarmede afloopt. Die v.v.t. zit ons allemaal erg
hoog en wij hopen dat de Kroonuitspraak een en ander
weer in onze richting zal goedmaken.
Ik sprak zojuist over de grote opvang die Amersfoort voor
de gehele regio zal moeten ter hand nemen en die niet zo
eenvoudig is. In Soest praten wij helemaal niet meer zoals
wij zeven jaar en zeven maanden geleden over de opvang
van elders spraken. In de regio is een enorm aantal woning
zoekenden (7000) en over die onmiskenbare mogelijkheden
die wij zeven jaar geleden blijkbaar planologisch hadden,
praten wij niet meer en denken wij niet meer.
Nu zijn wij niet de enigen die daarover niet meer zo denken;
men denke maar eens aan de twee verschillende versies van
de verstedelijkingsnota. In de eerste versie hadden Soest en
Baarn wel een zekere uitloop, maar in de tweede versie had
den wij die uitloop niet meer. Men denke ook maar eens
aan het streekplan Utrecht-Oost en aan al die bestemmings
plannen die waren gericht op woningbouw (voorbereid door
opeenvolgende raden en dikwijls ook vastgesteld), maar die
nooit verder zijn gekomen. De vraag naar huizen wordt al
maar groter. Die vraag naar huizen wordt gestimuleerd en
gesanctioneerd door de rijksoverheid (alle achttienjarigen
mogen worden ingeschreven en alle een- en tweepersoons
huishoudens; overigens niet ten onrechte), maar dan kan de
raad niet blijven volstaan met het almaar opjutten van het
college en het almaar zeggen dat het college geen visie heeft,
geen besluitvaardigheid, geen verstand (dat zegt de raad
overigens niet altijd) en geen kennis van zaken. De zaken
komen op het hoofd van de raad terecht, want wij leven in
het gemeentelijk bestel in een monistische structuur. Het is
uiteindelijk de raad die de kritiek zal moeten incasseren,
want de raad is uiteindelijk verantwoordelijk. U krijgt de
kritiek van onze burgers die jaren in de rij en in de kou
staan. Ik denk toch dat van u, als overheid die het dichst bij
de burgers staat, de aandrang tot vergroting van aanbodmo
gelijkheden zal moeten komen, want u staat in de frontli
nie.
Wij hebben in de raad reeds vaak aan de orde gesteld de
pro's en contra's van de participatiedemocratie en van twee
kanten moeten wij nog altijd leren daarmede om te gaan.
Maar de participanten - dat zijn degenen die zo graag parti
ciperen willen - mogen het dan ook niet laten bij het alleen
maar bepalen van de eigen positie. Zij moeten gevoel krijgen
voor afweging en zij moeten ook bereid zijn eens een maat
regel te laten slagen.
Ik meen dat u als gekozen vertegenwoordigers daartoe be
sluiten moet nemen, mede na kritische beoordeling van die
participatie; kritische beoordeling, waarbij u toch ook wel
moet beschouwen de representativiteit en de inhoud van die
participatie. Bij alles wat u doet moet u bedenken, dat het
hebben van een dak boven het hoofd (the right to shelter)
wel een van de meest essentiële rechten van de mens is.
Een andere zinsnede - van luchtiger aard - viel mij eveneens
op uit de installatietoespraak van wethouder De Haan. Hij
had het daarbij over de benoeming van vrouwen in openba
re ambten. Hij zei:
"Toch wil ik niet verhelen dat er voor menig Soester
nog heel wat water door de Eem moet stromen, wil
men aan de gedachte van een vrouw als burgemeester
wennen, getuige sommige reacties op uw benoeming".
Zeven jaar en zeven maanden geleden gezegd in de twintig
ste eeuw. En dit was al een vooruitgang vergeleken bij mijn
eerste benoeming als burgemeester in Heiloo, want toen
vroeg men zich af "waarom moet ons dit overkomen". Er is
wel wat water door de Eem gestroomd in zeven jaar en ze
ven maanden; de Eem is gekanaliseerd en er zijn bochten af
gesneden. Overigens hebt u over dat bochten afsnijden van
de Eem geen hoera geroepen. Nu las ik dat naar aanleiding
van de profielschets voor de nieuwe burgemeester met u,
mijnheer de commissaris, door sommige raadsleden is ge
pleit voor een nieuwe vrouwelijke burgemeester. Van één
van deze pleitbezorgers mag ik met aan zekerheid grenzende
waarschijnlijkheid stellen, dat hij het niet deed vanwege
mijn verdiensten. Dus mag ik constateren dat de rivier de
Eem haar plicht heeft gedaan en ik denk dat de emancipa
tiecommissie en onze staatssecretaris voor emancipatieza
ken dankbaar zullen zijn voor deze voorkeursuitspraak.
Ik stap af van 1 juni 1972 en van de emancipatie stap ik
naar de pers. Dat is niet zo'n verwonderlijke stap, want
emancipatie betekent letterlijk "vrijlating van de zoon uit
de vaderlijke macht". Wij mogen ons gelukkig prijzen te le
ven in een land waar volledige persvrijheid heerst, maar het
hebben van vrijheid legt wel verplichtingen op. En als u
daarvan meer wilt weten, zoudt u zich misschien kunnen
wenden tot onze zoon die net weer even terug is uit Mos
kou en die u ook wel kan vertellen over landen waar geen
persvrijheid heerst. Zoals Alexander Pola uitdrukt in zijn
boekje "Woorddansen": "De pers moet altijd vrij blijven,
maar niet vrijblijvend".
De vrijheid van de pers legt de verplichting van objectieve
berichtgeving op en van vermelding van de juiste feiten. In
een begeleidend commentaar kan men dan de objectieve fei
ten hetzij goedkeuren, hetzij bekritiseren. Te vaak in de af
gelopenjaren hebben wij hier in Soest gemerkt, dat de ons
begeleidende kranten - de goede soms niet te na gesproken
en bepaalde momenten dan ook nog wel eens uitgesloten -
deze scheiding tussen objectieve berichtgeving en commen
taar niet hebben toegepast, ten detrimente van de raad,
van het college en van de burgemeester en dat is jammer.
Immers: De pers heeft veel invloed op onze burgers. Na
tuurlijk hebben dat ook de andere media, maar die becom
mentariëren ons alleen bij uitzonderlijke gelegenheden: in
positieve zin bij het 950-jarige bestaan van Soest (dat feest
hebben wij allemaal fleurig gevierd en dat feest heb ik mij
zeker niet willen laten ontgaan) en in negatieve zin bij de
demonstratieve bijeenkomst van het Nationaal Jeugdfront
op 29 oktober jl.
Het is typerend dat bij een recente enquête naar de invloed
van de schrijvende pers en de invloed van het zo groeiende
en populaire medium televisie, de invloed van de schrijven
de pers veel groter werd gevonden.
Voor een groot aantal van onze burgers geldt: Het staat in
de krant en dus is het waar. En dat betekent extra werk
voor de raadsleden, terwijl zij reeds veel werk hebben; werk
dat allemaal moet worden verricht in de vrije tijd. De raads
leden moeten bij hun achterban immers de onjuiste bericht
geving corrigeren; zij moeten hun achterban overtuigen van
262