feite f. 251.000,- bedraagt en dat het aanvullende
krediet voor het overige bijkomende werkzaamheden
betreft welke wij van tevoren hebben kunnen zien
aankomen, afgezien van de f, 200.000,— voor de even
tuele verbinding van de ontvangststations in Soest en
Soesterberg. Te.n aanzien van dit laatste hebben wij in
de commissie gasbedrijf, CAI-bedrijf en openbaar
slachthuis overigens duidelijk als voorwaarde gesteld:
Het zal optimaal in orde moeten zijn, anders gaan wij
de f. 200.000,- niet gebruiken.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
43 Voorstel tot het weigeren van ontheffing als bedoeld
in artikel 1 van de „Zoneverordening Hinderwet" voor
het uitbreiden van een bestaand benzineverkooppunt
op/in het perceel Parklaan 4 te Soest.
De VOORZITTER stelt hierbij tevens aan de orde de
eerder in deze vergadering door haar bedoelde brief
van de heer Plekkepoel d.d. 7 maart 1979.
De heer JONKER: Mevrouw de voorzitter! Ik vind
het onderhavige stuk ook weer een voorbeeld van een
zaak waarbij blijkt dat het voor een gewone burger
toch allemaal wat moeilijk uit elkaar te houden is.
Vanuit de Hinderwet geredeneerd zou de voorziening
die de heer Plekkepoel vraagt, te weten het ingraven
van een paar grote tanks, waardoor de situatie aan
merkelijk veiliger zou worden als gevolg van minder
aanvoer van wagens met benzine, een uiterst gewenste
en toe te juichen zaak zijn. Vanwege het bestem
mingsplan kan het niet.
Ik heb mij wel een beetje verbaasd over de redactie
van het stuk, waarin staat dat er vermoedelijk een ser
vicestation wordt beoogd door de heer Plekkepoel en
dat wat dat betreft het aanvraagformulier zo onduide
lijk is. Ik meen nl. als iets onduidelijk is, je de aanvra
ger kunt opbellen. Nu weet ik wel dat als je de heer
Plekkepoel opbelt, je gauw een paar uur kwijt bent,
maar als iets niet duidelijk is, is het naar ik dacht op
zich zelf een normale zaak datje even kunt informe
ren. Ik meen dat dat in dit geval toch wel had mogen
gebeuren.
Ik begrijp dat het voldoen aan het verzoek van de heer
Plekkepoel zich wat moeilijk verdraagt met de huidige
agrarische bestemming of de toekomstige bestemming,
die wellicht een woonbestemming zal zijn. In beide ge
vallen lijkt het een moeilijke zaak om het bedrijf op
de betrokken plaats te hebben en dan in een vergrote
omvang, met name de omvang die het zou krijgen als
er grote tanks zouden worden ingegraven. Toch vraag
ik mij af of er niet iets is te regelen met een tijdelijke
vergunning of iets dergelijks. Want het is toch wel een
zure zaak.
Ik zeg „tijdelijke", omdat wij het te zijner tijd natuur
lijk niet moeten hebben, dat de gemeente voor een
grotere schadeloosstelling zou moeten opdraaien als
het bedrijf van de heer Plekkepoel ooit eens zou moe
ten verdwijnen van de plaats waar het nu gevestigd is.
Ik kan niet helemaal voorzien of een tijdelijke vergun
ning formeel mogelijk zou zijn, maar ik zou het colle
ge willen vragen even toe te lichten wat er te dien aan
zien eventueel voor mogelijkheden zouden zijn.
De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! Op pagina
2 van het voorstel staat dat ook de dienst gemeente
werken in zijn advisering is uitgegaan van een service
station. Dit is beslist niet waar. In de desbetreffende
brief, die wij allen hebben gelezen, komt het woord
„servicestation" in het geheel niet voor. Wel staat
daarin de term „serviceverlening", maar serviceverle
ning is natuurlijk iets geheel anders. Als betrokkene
naar buiten komt om je van benzine te voorzien en je
voorruit schoon te maken, is dat een serviceverlening,
maar heeft het niets te maken met een servicestation.
Ik mis in het voorstel dat gemeentewerken de raad wel
terdege adviseert een positief besluit te nemen. Ik vind
het eigenlijk niet zo eerlijk, dat dit er niet in staat. Ge
meentewerken heeft geen enkel bezwaar tegen de twee
pompen in kwestie. De ambtenaren die erbij betrokken
zijn geweest, hebben ook gezegd dat de zaak een stuk
veiliger wordt bij realisering van hetgeen de heer Plek
kepoel vraagt. En dat er verder niets aan de hand is, is
duidelijk. Wanneer wordt gezegd dat er op de overge
legde tekening veel meer is aangegeven dan eigenlijk is
gevraagd, is dat ook onjuist, want een ambtenaar heeft
tegen de heer Plekkepoel gezegd dat hij gewoon moest
tekenen wat er allemaal staat. Het gaat natuurlijk niet
om wat er staat, maar om wat hij vraagt.
Het vigerende bestemmingsplan is van 1948, is dus der
tigjaar oud. De heer Plekkepoel woont op de plek in
kwestie al achttien jaar. Hij heeft de indruk dat hij
verschrikkelijk lang aan het lijntje is gehouden. Hij
heeft al vaker gevraagd of hij daar wat mag doen.
Steeds is hem gezegd dat er allerlei veranderingen wa
ren in het bestemmingsplan. Er zijn drie plannen ge
lanceerd, die alle zijn teruggenomen. Daar kan de heer
Plekkepoel niets aan doen.
Ik zet ook een vraagteken bij de agrarische bestem
ming, want in het voorstel staat duidelijk dat de grond
terplaatse „voorshands" bestemd is voor het agrarisch
bedrijf. Dat is natuurlijk iets anders dan dat er een
agrarische bestemming op ligt. Het woord „voors
hands" had best mogen worden onderstreept.
Concluderend vinden wij dat als wij de heer Plekkepoel
tegemoet komen, het alleen maar gaat over dingen die
helemaal niet gevaarlijk zijn in een woonwijk. Het we
melt in Soest van de benzinepompen in woonwijken.
Dat is natuurlijk niet zo plezierig. Maar het slaat na
tuurlijk nergens op wanneer wij de heer Plekkepoel
daar de dupe van laten worden door te zeggen dat de
door hem gewenste voorziening aan de Parklaan niet
mag.
De heer BOLHUIS: Mevrouw de voorzitter! In de ver
gadering van de commissie ruimtelijke ordening waar
in het onderhavige voorstel is behandeld, is ook be
sproken, dat tegenover een gunstig advies van gemeen
tewerken het afwijkende voorstel van burgemeester en
wethouders stond. Bij de behandeling van dit punt in
onze fractie zijn er wat twijfels gerezen met name met
betrekking tot de vraag of er wel of niet een service
station zal tot stand worden gebracht. Weliswaar staat
in het voorstel, dat de indruk bestaat dat aanvrager
zal overgaan tot het inrichten van een servicestation,
maar te dien aanzien bestaat de vraag of je kunt afwij
zen op grond van een indruk die bestaat. Daarbij komt
dat er met betrekking tot de plaats in kwestie ontwerp-
bestemmingsplannen zijn gesneuveld. Dat heeft nu al
jaren geduurd. En een nieuw plan zal, zoals de praktijk
uitwijst, wellicht ook jaren vergen. Wij zitten dus in
feite een beetje met wat twijfels. Die twijfels zijn met
name opgeroepen door de argumentatie op pagina 2
van het voorstel. Wij neigen ertoe om in dit stadium
noch de gevraagde vergunning te weigeren, noch de ge
vraagde vergunning toe te staan. Wij hebben eigenlijk
de neiging te vragen of het niet mogelijk zou zijn het
voorstel aan te houden en de argumentatie op pagina
2 van het voorstel helderder en scherper te krijgen, zo
dat wij er ook werkelijk wat zinniger over kunnen pra
ten.
44