mei 1980
Ten aanzien van hoofdstuk V, Verkeer, merk ik nog op dat hierover in dit
beleidsplan slechts twee zinnen zijn opgenomen. Ook in de commissie open
bare werken heb ik hierover reeds gezucht. Ik volsta thans met de
nieuwe voorzitter van deze commissie sterkte te wensen, waarbij ik hem
een gezegde, door hemzelf uit Delfzijl meegenomen, meegeef: Nait soez'n
mar doun!
Wij hopen dat het verkeerscirculatieplan door de Soester bevolking zal
worden geaccepteerd, wanneer het eenmaal zal zijn opgesteld. Dan zullen
wij kunnen zien hoe democratisch ons bestel is.
Mevrouw VAN GELDER-CORNELISSEN: Mijnheer de voorzitter. Het is logisch
dat de wijzigingen ten aanzien van het beleidsplan die nu worden voorge
steld slechts kleine wijzigingen zijn. Dat is niet alleen logisch maar
ook wenselijk, wil er van continuïteit in het beleid sprake zijn. Met de
voorgestelde wijzigingen kunnen wij akkoord gaan. Wij vinden deze metho
de van beleid uitstippelen uitstekend, omdat de samenhang tussen de ver
schillende sectoren er duidelijker door wordt. Een en ander wordt nog
verder verbeterd, wanneer ook de meerjarenbegroting zal kunnen worden
gepresenteerd. Daarbij zal dan een lijst moeten zijn van projecten die
in de tweede fase zullen worden aangepakt. Bij de prioriteitstelling kan
dan tevens de begroting worden bekeken.
Het college zegt in het voorstel te zullen komen met een lijst van pro
jecten, voorzieningen en activiteiten, verdeeld in drie categorieën:
noodzakelijk, zeer gewenst en gewenst. Vervolgens stelt het college voor
te komen tot de vaststelling van de prioriteitsvolgorde van de als
"noodzakelijk" aangemerkte projecten. Ik vraag mij af op welke wijze het
college dit zal doen. Het betekent dat een aantal projecten dat nu nog
loopt ook volgend jaar doorloopt. Worden die projecten erbij opgenomen
of beziet het. college alleen de lijst van projecten zoals deze nu in het
beleidsplan voorkomt?
In het voorwoord bij het beleidsplan staat dat een belangrijke voorwaar
de voor deze methode van plannen maken is, dat zowel de raad als burge
meester en wethouders als de ambtenaren aan het proces wensen deel te
nemen en er zich bij betrokken gevoelen. Die voorwaarde kan ik geheel
onderschrijven. Graag zou ik zien dat het college in zijn evaluatie over
het afgelopen jaar hierop zal ingaan.
De VOORZITTER: Dames en heren! Ik constateer een consensus in de opmer
kingen van de diverse leden van de raad met betrekking tot het beleids
plan in die zin, dat het hebben ervan op zichzelf is gebleken een goede
zaak te zijn. Wel meen ik dat wij hiermee nog slechts korte tijd erva
ring hebben opgedaan. Wij zullen dit een aantal jaren moeten volhouden
om te weten of het werkt. Met onze eindbeoordeling van een dergelijke me
thode zullen wij daarom voorzichtig moeten zijn.
In zijn algemeenheid is gesteld dat het wenselijk is dat de meerjarenbe
groting aan het beleidsplan wordt "vastgeplakt". Zij zal daarvan onder
deel moeten gaan uitmaken. Wij onderschrijven die wenselijkheid.
Met betrekking tot de waardering in het beleidsplan van projecten die
over meer jaren lopen merk ik op dat het college zich nog zal moeten be
raden hoe terzake te handelen. De raad wordt daarover te gelegener tijd
geïnformeerd. Het lijkt nuttig die projecten te laten opschuiven op het
zelfde niveau als dat, waarop zij zich op dat ogenblik bevonden. Daar
over zal nog overleg moeten plaatsvinden.
Wat het verkeer betreft merk ik op dat het beleid te dien aanzien in het
beleidsplan langzaam maar zeker zijn plaats zal moeten krijgen. De raad
18