mei 1980
halve te keren dan ten hele te dwalen. Dat is wat anders dan een ad
hoc-beslissing voorstellen. Tot onze spijt heeft het college de argu
mentatie van de commissie niet begrepen.
Wanneer het sein op rood staat - dat staat het, gezien de accoun
tantsverklaring - dan stopt men. Gaat men niettemin toch verder dan
komen er ongelukken.
Het tweede argument van het college, dat de problematiek ingewikkeld
is en dat de bespreking ervan beter kan worden uitgesteld tot de be
handeling van de begroting 1981, is geen deugdelijk argument. Het
heeft immers tot gevolg dat de onjuiste gedragswijze opnieuw met
maanden wordt verlengd. Elke maand uitstel betekent dat wij ons weer
f. 100.000,rijker hebben gerekend. Het niet opvolgen van het ad
vies van de commissie betekent alleen al voor 1980 dat wij ons in dat
jaar f. 1,2 miljoen rijker zullen hebben gerekend.
Ook om een andere reden is het tweede argument van het college niet
deugdelijk. Wij hebben over deze problematiek bij de behandeling van
diverse begrotingen gesproken, maar nooit is er een oplossing aange
dragen. Uit die begrotingsbehandelingen zou ik heel uitvoerig en bij
zonder aardig kunnen citeren.' Gelet op de tijd zal ik dat echter niet
doen. Ik neem echter aan dat de leden van de raad zich deze begro
tingsbehandelingen nog wel zullen herinneren.
Het is echter onverantwoord nog langer hierover te praten en geen
daad te stellen: Nait soez'n mar doun! Daarom heeft de commissie fi
nanciën en grondbedrijf voorgesteld met de rentebijschrijving te
stoppen in afwachting van de discussie over de vraag wat er verder
met de gronden zal gebeuren.
De rentebijschrijving over 1980 zal ten laste van een reserve moeten
worden gebracht. In de commissie is daarbij niet over de saldireser-
ve gesproken, zoals in het stuk staat, maar is gesuggereerd deze
bijschrijving over 1980 ten laste te brengen van de algemene reserve
van de algemene dienst.
Wij zijn van mening dat, voordat de raad een beslissing neemt over
een rekening van het grondbedrijf, waaraan een deugdelijkheidsver
klaring ontbreekt, eerst een besluit moet worden genomen over stop
zetting van de rentebijschrijving met ingang van 1 januari 1980.
Daarom doen wij de'raad het volgende voorstel:
"De raad van de gemeente Soest, in vergadering bijeen op 22 mei
1980,
overwegende dat telkenjare het nadelig saldo wordt bijgeschre
ven,
overwegende dat voor sommige complexen geldt, dat dientengevolge
het nadelig verschil tussen de boekwaarde en werkelijke waarde
steeds sneller toeneemt,
spreekt uit dat met ingang van 1 januari 1980 wordt gestopt met
de rentebijschrijving en de kosten, berekend op
f. 1.184.516,ten laste te brengen van de reserve van de al
gemene dienst van de gemeente
Mevrouw ALLARD-KNOL: Mijnheer de voorzitter. Wij onderschrijven het
betoog van de heer Bolhuis geheel. Ik wijs bovendien nog op de diver
se toezeggingen van het college bij de diverse begrotingsbehandelin
gen. Ik herinner onder meer aan de toezegging naar aanleiding van de
door D'66 bij de begrotingsbehandeling in 1978 ingediende motie; ook
herinner ik eraan dat de fractie van D'66 bij de begrotingsbehande-
29