mei 1980
klem op aan dat de raad zich terzake grondig bezint en tot een zeer
zorgvuldig besluit komt.
Ik kom tenslotte tot het voorstel van de heer Bolhuis zelf. Ik begrijp
niet helemaal, waarom hij dat tot een jaar heeft beperkt. Naar mijn
mening is dat de essentie ervan.
De heer BOLHUIS: Mijnheer de voorzitter. Ik zal mijn voorstel nog kort
toelichten. Ik heb de problematiek in eerste instantie gesplitst in
enerzijds de niet gedekte renteverhoging en anderzijds de kwestie van
het verschil tussen boekwaarde en marktwaarde. Mijn voorstel betreft
uitsluitend het eerste aspect: de jaarlijkse rentebijschrijving. Ik
heb mijn voorstel uitsluitend tot 1980 beperkt, omdat het college
heeft toegezegd in oktober a.s. met een notitie te zullen komen, waar
in voorstellen zullen worden gedaan met betrekking tot het terzake in
de nabije toekomst te voeren beleid.
Ik onthoud mij van het verlenen van goedkeuring aan een rekening,
waaraan een deugdelijkheidsverklaring ontbreekt, tenzij maatregelen
worden genomen. Die maatregelen behoeven, gelet op de toezegging van
het college om in oktober a.s. met een notitie te komen inzake het
verder te voeren beleid, slechts op 1980 betrekking te hebben. Een
maatregel als door mij voorgesteld, betekent slechts dat de boekwaarde
niet hoger zal worden en de reserve algemene dienst f. 1 miljoen lager
in de boeken komt.
De VOORZITTER: Het blijft een maatregel voor 1980 met betrekking tot
een rekening over 1976/1977. Het college wil het liever integraal be
kijken en blijft bij zijn voorstel.
Mevrouw ALLARD-KNOL: Mijnheer de voorzitter. Het college doet een
dringend beroep op de raad de notitie van het college van oktober a.s.
af te wachten, maar ik wijs erop dat wij al jaren op zo'n notitie
wachten. Het college kan ons niet verwijten dat wij dit nu ineens wil
len. Het valt mij moeilijk nu de verleiding te weerstaan om toch uit
de notulen van begrotingsvergaderingen te gaan citeren waaruit dit
duidelijk zal blijken.
Het verheugt mij dat het college de uitgangspunten van voorstel nummer
14 bij de op te stellen notitie zal betrekken.
Tot slot zou ik Confucius willen citeren: "Mensen struikelen niet over
bergen, maar over molshopen". Voor ons geldt dit echter niet: Wij
struikelen over de berg "grondbedrijf".
De VOORZITTER: Het moet mij van het hart dat juist een partij als
D'66, die immers altijd zo'n groot voorstander is van gedegen onder
zoek alvorens beslissingen worden genomen, uitgerekend op het moment
dat een goed onderzoek zal worden ingesteld "neen" zegt. Ik vind dat
men wat dat betreft toch ook wel vertrouwen mag hebben, ook in zichzelf,
want het is ook het beleid van de raad. Ik doe daarom alsnog een drin
gend beroep op de fractie van D'66 haar standpunt in heroverweging te
nemen. Het gaat tenslotte om een paar maanden uitstel; daarna kunnen
wij een verantwoorde beslissing nemen.
Ik wijs er tenslotte nog op dat voorstel nummer 14 de essentie bevat
voor wat het te voeren beleid van het college betreft. Daarop heeft
naar mijn mening dan ook het voorstel van de heer Bolhuis betrekking.
Ik verneem gaarne of hij zijn voorstel, gehoord de argumenten van het
college, handhaaft.
Mevrouw ALLARD-KNOL: Mijnheer de voorzitter. Ik zou nog een tussenvoor
stel willen doen. Waarom zouden wij de voorlopige vaststelling van de