juni 1980 jaarlijkse mededeling is nog niet uit. Gisteren nog is ons echter verze kerd dat er alles aan wordt gedaan om deze bevestiging een dezer dagen de deur uit te krijgen. Mocht Soest op die lijst onverhoopt niet voorko men - ik kan het mij niet voorstellen, want er is bijzonder uitvoerig over gesproken; vertegenwoordigers van Binnenlandse Zaken zijn de si tuatie hier persoonlijk komen opnemen - dan krijgt de raad daarvan on middellijk bericht en zullen wij natuurlijk overleg moeten plegen. Gevraagd is ook wanneer wij een totaal inzicht in de investeringen zul len kunnen krijgen. Ik meen dat wij, wanneer de architecten met hun ontwerpen en begrotingen een eind op weg zijn, een en ander duidelijker kunnen vaststellen. Zodra wij over hardere cijfers beschikken, zullen wij daarvan in de commissie financiën en grondbedrijf mededeling doen. Ik heb overleg gepleegd met de gedeputeerde die zich bezighoudt met de controle op de gemeentefinanciën. Dat overleg is in zeer goede sfeer verlopen. Bij mij leeft de verwachting dat gedeputeerde staten zich ten aanzien van deze zaak zeer positief zullen opstellen. Enig optimisme van onze kant is daarom wel gerechtvaardigd. Ik vind dat de heer Visser en ik elkaar moeten blijven begrijpen; ik heb nog steeds het gevoel dat dit mogelijk is. Wij moeten echter niet te hard lopen. Bij een goede procedure voor de inspraak van de bevol king moet de inspraak naar mijn mening tot zijn recht kunnen komen. De beleidsgroep zal daarover, mogelijk in overleg met de commissie in spraak en voorlichting, duidelijke afspraken moeten maken. De discus sies die nu aan de gang zijn, leggen niet alles definitief vast, maar zijn bedoeld om bouwstenen aan te dragen teneinde straks een goede in spraak te kunnen organiseren. De opstelling van mevrouw Allard begrijp ik best, maar ik ben het niet met haar eens. Haar tegenvoorstel haalt de vaart eruit. Het lijkt zorg vuldiger, maar ik wijs het in de gegeven situatie toch af. Met alleen grondonderzoek en metingen is slechts een klein bedrag gemoeid; dat is maar een heel klein stukje van het geheel. Het grote werk is met name het stedebouwkundige werk en het architectonische werk. Die werken kos ten geld en tijd, daarmee moeten wij snel beginnen. Denk aan de stij ging van de bouwkosten. Wij hebben geen tijd meer te verliezen. Van een lichtzinnig beleid is daarom naar mijn mening geen sprake. Ik meen mij wat dit punt betreft door de rest van de raad gesteund te weten. Wij hopen immers in december a.s. de definitieve beslissing te kunnen ne men, zodat wij in het voorjaar 1981 kunnen bouwen. Wanneer in het begin vertraging wordt ingebouwd, gaat alles maanden en maanden langer duren. Wij zullen juist in deze tijd ook enige durf moeten hebben en niet eerst op alle punten zekerheid moeten willen. De mensen verlangen in deze tijd ook daden van de overheid. In dit geval gaat het om verantwoorde daden. De opmerkingen van de heren Kingma en Onderdelinden heb ik in dank ge accepteerd. Zij hebben de nadruk nog eens gelegd op het belang van de stijgende bouwkosten en op het belang van een goede inspraakprocedure voor de bevolking. Daarmee zal iedereen het eens zijn. Tot slot constateer ik dat de raad vertrouwen heeft in de onderhavige plannen. Ik vind dat het college de plicht heeft er alles aan te doen zo spoedig mogelijk met nadere voorstellen bij de raad te komen, die getui gen van soberheid maar ook van voortvarendheid. De heer VAN POPPELEN: Mijnheer de voorzitter. Uw uiteenzetting was zeer duidelijk. Wij hebben alle vertrouwen in het college en in de beleids groep en dringen erop aan dat zij snel met hun werk beginnen. Wij hebben 17

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1980 | | pagina 156