juni 1980
De heer NUIJTEN: Mijnheer de voorzitter. Bij het samenstellen van het
college van burgemeester en wethouders en het opstellen van de beleids
uitgangspunten voor de raadsperiode 1978 - 1982 is de wens geuit het
aantal raadscommissies beperkt te houden en is gesteld, dat in elk geval
geen uitbreiding van het aantal zou moeten plaatsvinden. Dat nu toch een
voorstel wordt gedaan een raadscommissie aan het al bestaande aantal toe
te voegen, enkel omdat het college de komst van de nieuwe voorzitter
meende te moeten aangrijpen om de portefeuilleverdeling te wijzigen,
gaat mij dan ook beslist te ver. Mijn fractievoorzitter heeft zich over
deze portefeuillewisseling al eerder in duidelijke termen geuit. Mijn
ergernis is pas goed opgewekt toen bleek dat deze stoelendans de instel
ling van weer een commissie tot gevolg zou hebben.
Ik ben tegen dit voorstel. Ik ben van mening dat er niet voldoende
steekhoudende argumenten zijn aangevoerd om verkeer uit het pakket van
de commissie openbare werken te lichten. Het college heeft niet aange
toond dat de commissie openbare werken deze zaak niet aankan. Evenmin is
aangetoond dat een nieuwe commissie deze taak zou moeten overnemen ten
einde deze zaak meer gestalte te geven. Zelfs wanneer burgers in de com
missie verkeer en openbaar vervoer worden opgenomen dan nog zie ik de
noodzaak van de instelling van een nieuwe commissie niet in. Uiteraard
blijf ik met mijn fractiegenoten en met die van de fractie van D'66 de
mening toegedaan, dat ook burgers in raadscommissies moeten kunnen wor
den opgenomen. Dat geldt echter net zo goed voor de commissie openbare
werken, die naar mijn mening het best inzake het verkeersbeleid kan
blijven adviseren. Ik betreur het overigens dat deze kwestie in de com
missie openbare werken niet op de agenda heeft gestaan. Dat vind ik niet
correct
De VOORZITTER: Dames en herenJ Ik meen dat van onze kant een beperkt
commentaar op zijn plaats is. Het is aan de raad te bepalen hoe hij een
commissie wil hebben. Het college heeft een duidelijke voorzet gedaan.
Wij achten de omvang die de verkeersproblematiek in Soest heeft aangeno
men zowel in kwantitatief als in kwalitatief opzicht dermate groot, dat
wij vinden dat deze problematiek in haar algemeenheid bijzondere aan
dacht behoeft. Instelling van een aparte commissie van advies en bij
stand is een van de methoden hieraan wat te doen. Daarnaast wordt hier
aan wat gedaan door de problematiek in een afzonderlijke portefeuille
onder te brengen. Ik wijs erop dat deze portefeuille er voor mijn komst
reeds was en toen door de heer Hoekstra uitstekend werd beheerd. Het is
een kwestie van praktische verdeling geweest tot een andere opzet te ko
men. Wij zijn van mening dat aan het verkeer niet alleen aspecten van
openbare werken, maar ook andere aspecten zitten. Wij menen dat het goed
is het verkeer apart te kunnen bezien. Wordt het temidden van andere as
pecten behandeld dan is er een gerede kans dat het ondergesneeuwd ge
raakt
Ik wijs erop dat iedere commissie van advies en bijstand zich, zo zij
dit wenst, door deskundigen kan laten bijstaan. Het is mogelijk deskun
digen-ad hoe voor een specifiek probleem te vragen, maar ook mogelijk
daarin wat meer continuïteit te brengen, al naar gelang de problemen en
de wensen van de commissie. De discussie die is gevoerd is op mij enigs
zins als een theoretische overgekomen. Elk raadslid behoudt immers als
raadslid zijn eigen verantwoordelijkheid. De heren Jonker en Visser
hebben evenwel een voorstel gedaan, waarover de raad zich moet uitspre
ken.
22