september 1980 betreft (althans voor de omzet in de niet-consumptieve sfeer)sterk afhankelijk van de economische ontwikkeling van ons land in de ko mende jaren. En wie pretendeert daarover het fijne te weten? Daarom pleit ik ervoor ons op dit terrein althans enige beperking op te leggen. Vaak levert onderzoek een bevestiging op van het beeld dat met betrekking tot de situatie al lang bestond. Laten wij daarom het al aanwezige materiaal gebruiken, dat evalueren, dat actualiseren en daarmee, indien mogelijk, volstaan. Zowel de voorkeur van het college als onze voorkeur gaat uit naar handhaving van de bestaande winkelstructuur. Tot de bestaande win- kelstructuur behoren ook de verspreide vestigingen. Ook die hebben hun functie. Ik zou de ondernemer die daarin zijn brood ziet, niet willen belemmeren. Ook hij is een Soester burger. Dat moet in het nader onderzoek worden onderkend. Dat betekent ook dat, wanneer je een capaciteitsberekening uitvoert, je met de verspreide winkelves tigingen rekening houdt. Anders krijg je een overcapaciteit aan win kels en daarmee is niemand gebaat. Ook de winkeliers in de twee cen tra niet, want zij worden dan teleurgesteld in hun verwachtingen en in hun investeringen. De heer NUIJTEN: Mijnheer de voorzitter! Na jaren wordt vanavond dan eindelijk de knoop doorgehakt en zal er in Soest duidelijkheid komen met betrekking tot de winkelsituatie. Ik zeg "eindelijk", omdat deze zaak al veel eerder had kunnen en had moeten worden geregeld, zowel in het belang van de winkelier als in het belang van de consument. Net als de kwestie met betrekking tot de bestuurlijke gebouwen had de winkelproblematiek al lang kunnen zijn uitgewerkt als nu is ge beurd, wanneer er in Soest niet de heilloze politiek was gevoerd die zo nodig tot een nieuw hart voor Soest had moeten leiden en dan nog liefst op de Eng ook. Die heilloze politiek heeft Soest, zoals straks wel zal blijken, praktisch aan de rand van de financiële af grond gebracht. Het is goed op dit moment het SoeSTERplan nog eens te noemen, dat vanuit de bevolking is ontwikkeld als een reëel al ternatief. Dat plan haakte meer in op de natuurlijke ontwikkelingen binnen de gemeente dan het Centrumplan, onzaliger gedachtenis, het deed. In het SoeSTERplan was het bestuurlijke centrum gesitueerd aan de Dalweg. Daar komt het nu uiteindelijk ook. In het SoeSTERplan werd de voorkeur gegeven aan twee of drie wijkwinkelcentra in plaats van aan het ene winkelcentrum dat het Centrumplan had te bieden. Er zullen uiteindelijk twee winkelcentra komen, met een derde als het ware in reserve, nl. dat in Overhees. Het is spijtig te moeten vast stellen dat de groeimogelijkheden van het centrum in Overhees uiterst beperkt zijn. In feite is er dan ook nauwelijks sprake ge weest van een reële keuze tussen een twee- en een driepolig model. Het zal duidelijk zijn dat mijn fractie, die destijds al voorstander was van het SoeSTERplan, kan instemmen met het onderhavige voorstel. Het moet ons overigens wel van het hart dat de buurtwinkelcentra (afgezien van het centrum in Overhees dan) en de verspreide buurt- winkels amper worden genoemd. In het SoeSTERplan was hieraan duide lijk wel aandacht besteed. Naar onze mening is meer aandacht - en wel in positieve zin - nodig voor de buurtbewoners. De kleinere cen tra dienen op korte termijn de mogelijkheid te krijgen orde op eigen zaken te stellen. Ik denk daarbij aan de Koninginnelaan, waar men al 11

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1980 | | pagina 190