december 1980 De heer VISSER: Mijnheer de voorzitter! Ik heb er niet zoveel behoef te aan om op de emotionele reactie van wethouder Van Stiphout in te gaan. Ik had liever gezien dat zij een en ander gewoon zakelijk had afgehandeld. Mevrouw VAN GELDER-CORNELISSEN: Ze is mijnheer Visser dus onwelgeval lig?! De heer VISSER: Nou, de onzin die ik allemaal hoor en de verkeerde woorden die mij in de mond zijn gelegd, zijn nogal wat. De VOORZITTER: Ik wil u even onderbreken. Woorden als "onzin" worden in deze raadsvergadering niet gebruikt. De heer VISSER: Ik heb bijvoorbeeld helemaal niet gezegd dat de bur gers van het kwartaaloverleg ontevreden zijn. Ik heb gezegd dat zij dat kwartaaloverleg niet voldoende vinden en behoefte hebben aan het zo broodnodige samenwerkingsverband. Ik constateer dat dit samenwer kingsverband in het welzijnsplan wordt opgenomen. Onder punt 16 van het hoofdstuk "Maatschappelijke dienstverlening" staat: "de mogelijkheden onderzoeken tot instelling van een samenwer kingsverband, belast met de behandeling van die zaken, welke voortvloeien uit het aanwezig zijn van buitenlandse werkne mers Ik constateer dat andere punten daar nauw mee verbonden zijn. De wens naar dat samenwerkingsverband bestaat blijkbaar bij iedereen. Ik heb echter geconstateerd dat dat samenwerkingsverband in de driedeling helemaal niet meer voorkomt. De wethouder gaat ook niet in op mijn opmerking, dat zij blijkens het verslag van een vergadering van 4 november letterlijk heeft gezegd geld voor het samenwerkingsverband beschikbaar te hebben. Dat er zo verschrikkelijk veel behoefte aan dat samenwerkingsverband bestaat, heb ik niet uit mededelingen uit besloten vergaderingen van commissies waar mijn collega's in zitten. Neen, dat heb ik gewoon uit gesprekken in het openbaar met mensen die bij dfeze zaak betrokken zijn. Het enige dat ik met de motie wil, is wat vaart achter de zaak te zet ten en te trachten in ieder geval in maart voorstellen daaromtrent op tafel te krijgen. Dat is alles. Ik begrijp niet de moeilijke reacties van de wethouder. Ik handhaaf de motie. De heer JONKER: Mijnheer de voorzitter! De wethouder van culturele zaken heeft opgemerkt, dat de commissie welzijnsplanning in september/ oktober met haar werkzaamheden gereed was. Dat er toen nog geen wolkje aan de financiële hemel zou zijn geweest, wil er bij mij gewoon niet in. Ik meen mij te herinneren dat vóór de vakantieperiode bij het op stellen van de concept-begroting de hoofden van dienst al op 98% waren gesteld (ondanks de inflatie)Ik meen dat de ellende van het grondbe drijf er al aan zat te komen. Wanneer de wethouder in september/okto- ber nog dacht dat er helemaal niets aan de hand was, dan zou ik dat uiterst naief vinden. Ik geloof ook niet dat dit het geval is geweest. Met betrekking tot het voor de -vergaderingen van de raadscommissies uitnodigen van de leden van de commissie welzijnsplanning geloof ik, dat er sprake is van een communicatiestoornis. Van een vooraanstaand lid van de commissie welzijnsplanning hebben wij begrepen dat men niet was uitgenodigd voor de commissievergaderingen. Wij hebben dat ge checkt bij een ander lid van de commissie welzijnsplanning. Ook dat lid beweerde dat men niet was uitgenodigd. Ik vrees dan ook dat de wethouder zich op dit punt vergist en dat er sprake is geweest van een soort communicatiestoornis. 15

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1980 | | pagina 242