februari 1980
De heer BOLHUIS: Het standpunt van de fractie is niet altijd mijn stand
punt. Dat kon u weten.
De VOORZITTER: Dames en heren! Er wordt wel eens gezegd, dat bepaalde
voorstellen lang op zich laten wachten. Misschien hebben we nu te maken
met het omgekeerde, namelijk met het feit dat iets in de ogen van som
mige raadsleden wat te vlug is verschenen. Het college is van mening,
dat dit punt op dit moment op de agenda moet verschijnen, ten einde aan
de onzekerheid en de onduidelijkheid die er met betrekking tot de on
derhavige zaken beslist zijn bij een bepaalde burger in Soest, name
lijk de heer P.W. van den Deyssel, op een zo kort mogelijke termijn een
einde te maken. Dat is ook de reden waarom wij de zaak in de commissie
financiën en grondbedrijf hebben besproken zoals wij dat hebben gedaan.
Het is ook een gebruik dat als iets eenmaal in de commissie is geweest,
je probeert het in de eerstvolgende raadsvergadering aan de orde te
krijgen. Dat hebben we ook nu geprobeerd. Wij vinden dat snelheid in
dezen toch geboden is
De heer OLDENBOOM:Mijnheer de voorzitter! Ik doe uitdrukkelijk het
voorstel om het voorstel van het college aan te houden. Ik zou het op
prijs stellen als u dit kon respecteren, omdat wij ons op basis van
inlichtingen er niet uitputtend over hebben kunnen beraden. U zou kun
nen zeggen dat er een misverstand is geweest. Ik kan niet anders dan
uit de keuken praten, omdat de envelop met het voorstel vanavond om
half zeven door mij geopend werd. Ik zou het van egards ten opzich
te van medeleden van de raad vinden getuigen als u zei: Jullie hebben
je er niet over kunnen bezinnen, dus houden wij het voorstel aan. Als
u het voorstel niet aanhoudt, zal ik een voorstel moéten doen om het
aan te houden. Maar ik zou het op prijs stellen als u dat zelf deed.
De VOORZITTER: Wij zijn altijd gaarne bereid om egards ten opzichte van
de raad in acht te nemen, mijnheer Oldenboom. Toch blijven wij als col
lege van mening, dat in het onderhavige geval een zekere snelheid in
de besluitvorming is geboden ten opzichte van de heer Van den Deijssel.
Vandaar dat wij vinden, dat over het voorstel vanavond zou moeten wor
den beslist.
Mag ik vragen, dames en heren, wie van u daartegen is?
De heer OLDENBOOM: Ik ben er uiteraard tegen, mijnheer de voorzitter.
Ik vind de wijze waarop u dit doet ongehoord.
De heer VISSER: Ik maak hier bezwaar tegen, mijnheer de voorzitter.
Wat is er nu ongehoord? Er ligt hier een voorstel dat een goed voor
stel is. De heer Oldenboom draagt geen enkele inlichting aan waarom er
iets aan het voorstel niet goed is. Het blijkt dus dat er gewoon een
enorme communicatiestoornis is binnen de CDA-gelederen
Wij gaan met het voorstel van het college akkoord. Er is volgens mij
niets aan de hand.
Mevrouw GREEFHORST-VAN OVERDAM: Mijnheer de voorzitter! Ik zou willen
voorstellen, dat u het voorstel van het college in stemming brengt,
want de discussie kan hier verder niet gevoerd worden. We hebben er
in de fractie echt over gesproken, zij het dan misschien niet uitge
breid genoeg naar de zin van de heer Oldenboom.
De VOORZITTER: Dames en heren! Het lijkt mij goed dat wij nu tot stem
ming overgaan.
De heer VAN POPPELEN:Mijnheer de voorzitter! Ik wil graag een stemver
klaring afleggen.
Ik ben het wel eens met de vraag van de heer Oldenboom. Ik vind dat
27