18 november 1982
of het college terecht de vergunning had geweigerd. Noch het beroepschrift
van rijkswaterstaat noch datgene wat vanwege rijkswaterstaat op de hoor
zitting naar voren is gebracht gaf de commissie aanleiding de raad te
adviseren toch maar accoord te gaan met de aanleg van de Richelleweg.
Echter een verslag van een bespreking tussen gedeputeerde staten en het
college was voldoende om het standpunt van de meerderheid van de commis
sie totaal te wijzigen. De meerderheid stelt nu, dat inmiddels (en dat is
dan naar aanleiding van het verslag) de situatie ingrijpend is gewijzigd
voor wat betreft de woningbouw in Soesterberg. De andere argumenten, die
mede aanleiding zijn geweest om de aanlegvergunning te weigeren heeft de
meerderheid van de commissie van beroepschriften genegeerd, zoals meer
geluidoverlast in Soesterberg, meer verkeer op het gevaarlijkste deel
van de Rijksweg 223, inklemming van Soesterberg. Mijnheer de voorzitter,
één en ander zou dus betekenen, dat uit het verslag feiten, argumenten,om
standigheden naar voren zijn gekomen waarvan de raad geen weet had, toen
zij in juni haar beslissing nam. Maar dat is toch onjuist Wist de raad
dan niet in juni, dat het gebied langs Zeister Spoor van defensie was
Wist de raad dan in juni niet, dat het gebied natuurgebied is met militair
gebruik Wist de raad dan in juni niet, dat de provincie een aanwijsbevoegd-
heid heeft? Wist de raad dan in juni niet, dat de provincie de comparti
mententheorie wil doordrammen Wist de raad dan in juni niet, dat er nog
heel wat horden genomen zouden moeten worden om betaalbare woningbouw in
de bewuste driehoek in Soesterberg te realiseren
Mijnheer de voorzitter, dat wist de raad. Ik verwijs slechts naar enkele
opmerkingen die zijn gemaakt op de hoorzitting van 3 juni te Soesterberg
en op 17 juni hier in de raadsvergadering.
De voorzitter van de toenmalige verkeerscommissie heeft op de hoorzitting
van 3 juni te Soesterberg gezegd: "De provincie moet woningbouw goedkeuren.
Het streekplan zegt, dat er een afslag moet komen. De provincie heeft het
wegenplan vastgesteld en het college van G.S. om een reaktie gevraagd.
Medegedeeld is, dat zij de afslag willen. De kans op woningbouw is dus
uiterst gering, waarbij nog aangetekend kan worden, dat het financieel
een uiterst kostbare zaak zal zijn. Defensie heeft veel belang bij deze
afslag." Verderop zegt de voorzitter "Als de afslag er niet komt, is
woningbouw onzeker. De provincie wil de afslag en formeel gesproken heeft
de provincie de bevoegdheid een aanwijzing te geven, doch Gedeputeerde
Staten zullen moeten afwegen of zij van die bevoegdheid ook gebruik maken."
Ik citeer nu de heer Menne in de vergadering van 17 juni van deze raad.
"Er liggen zeker op het gebied van wonen en milieu belangen. Er is ge
vraagd door de heer Van Poppelen of op die plek woningbouw realiseerbaar
is. Technisch is dat inderdaad mogelijk. Op dit moment is dat in verband
met het bestemmingsplan niet mogelijk. Daarin zouden dus wijzigingen moeten
worden aangebracht. Dat geldt ook voor het streekplan. Het is natuurgebied.
Er is mogelijkheid tot militair gebruik. Het is wel zo dat de afslag is
ontworpen en in een stippellijn is aangebracht. In dat opzicht is het plan
van de provincie, zoals in een brief van februari jl. ook nog eens onder
streept is. Ik heb daarover nog gesproken met zowel de provinciaal plano
logische dienst als de provinciale griffie en zij zijn van mening, dat
het goed zou zijn als de afslag daar komt. Voor wat betreft het wonen krijg
ik bij de provincie geen duidelijk antwoord, omdat dat natuurlijk gewoon
de procedure moet doorlopen. Zo'n plan moet van alle kanten bekeken worden.
Ik krijg dus geen antwoord of ik daar uiteindelijk de goedkeuring van G.S.
zal krijgen. Daar kan ik geen antwoord op geven. Het is wel zo, als een
plan van de provincie zoals nu die afslag in een plan zit van de lokale
overheid eerder wordt goedgekeurd dan wanneer er een grote afwijking wordt
voorgelegd.
Aldus de heer Menne, notulen van 17 juni 1982.