18 november 1982
als hij zou moeten lopen.
Heer BEIJEN Het is voor de heer Van Gelder misschien verstandig er de
notulen van de raadsvergadering van 17 juni op na te slaan en daar eens
te lezen wat de fraktiemening was van Progressief Soest. De heer Nuijten
was toen aan het woord en die was onder de indruk van het belangrijke
argument van het college wat genoemd is in de vergadering van verkeer
en ruimtelijke ordening. Als de afslag van rijksweg 28 ter hoogte van de
Richelleweg er zou komen er dan misschien medewerking verleent zou kun
nen worden door G.S. om woningbouw te plegen. Hij vond dat nog niet
voldoende sterk en zegt.'Wij moeten niet goochelen met dergelijke haal
baarheidsprognoses op de voorhand.1 Daar is nu een duidelijk antwoord
op gekomen. Inzake de vraag van de heer Nuijten over de medewerking
van defensie m.b.t. de grondverkoop is ook meer zekerheid gekomen.
Uit metingen is nu gebleken, dat geluidswerende maatregelen aan de
Koppenlaan niet getroffen behoeven te worden als de afslag er wel komt
en die moeten wel getroffen worden als de afslag er niet komt. Ik denk,
dat op grond van de gegevens die na die vergadering bekend zijn geworden
Progressief Soest wellicht voor gestemd zou hebben.
Heer PLOMP Als ik het goed begrepen heb mijnheer de voorzitter, heeft
de heer Van Gelder zich vergist. Er is geen beroep gedaan op het raadsbe
sluit er is een beroep gedaan op het collegebesluit en het college heeft
indertijd de raad gehoord.
Mevrouw ALLARD-KNOL Ik vind het niet juist, dat als U spreekt over de
beroepschriftencommissie U steeds het woord geeft aan de heer Van Logtenstein
als woordvoerder van de meerderheid. De woordvoerder van de minderheid wilt
U nog geen twee keer aan het woord laten.
De VOORZITTER Ik heb U net uitvoerig aan het woord gelaten daarna heeft
U nog twee keer gesproken. Ik wil op een goed moment tot een afronding komen.
Als U dan vindt dat U niet democratisch behandeld wordt dan heeft U nu de
gelegenheid.
Mevrouw ALLARD-KNOL Uit de opmerkingen, die door de raad zijn gemaakt
valt mij op, dat de interpretatie van het korte verslag van 19 oktober 1982
van G.S. met B&W zeer verschillend is. De heer Van Logtenstein zegt, dat
hieruit de meerderheid van de beroepschriftencommissie de konklusie heeft
getrokken, dat er als het ware een overeenkomst is van G.S. met het college
dat als de weg maar wordt aangelegd er dus woningbouw mogelijk is. Als ik
nu het college hoor dan zegt deze, dat het niet 100% zeker is. Als ik een
overeenkomst heb dan heb ik het over iets dat wel 100% zeker is. Als de meer
derheid van de beroepschriftencommissie zegt, dat er nu een dringende reden
is die de strikte toepassing van het verbod rechtvaardigt dan ben ik het eigen
lijk eens met hetgeen de heer Ebbers zegt. Als je vindt, dat dit die dringende
reden is dan zul je voor 100% zekerheid moeten hebben zwart op wit, dat er dan
inderdaad woningbouw mogelijk is en niet 99% zekerheid. Nog even terugkomen
op datgene wat de heer Blaauw terecht heeft opgemerkt. De meerderheid van de
beroepschriftencommissie zegt, dat hier argumenten in staan, niet alleen van
de baroepschriftencommissie maar ook van de appellant.De heer Blaauw heeft ge
zegd, dat er staat onder het kopje verkeersveiligheid dat er meer ongevallen
zouden gaan gebeuren. Er zijn door mij vragen gesteld, wat de situatie wordt
als er een weg wordt aangelegd. Gebeuren er dan ook meer ongevallen. Ik heb
gevraagd hoe hard de argumenten van de Kamer van Koophandel zijn. Daar is heel
genuanceerd op gereageerd. Alleen dit is niet in het verslag van de hoorzitting
opgenomen. Ik vind ook, dat de heer Blaauw terecht die opmerking heeft gemaakt.
Als de heer Plomp zegt, dat hier gesuggereerd wordt dat er niet van betaal
bare woningbouw gesproken kan worden als de weg wordt aangelegd en hij zegt
dat er wel van betaalbare woningbouw sprake is, zou ik dat graag zwart op
wit hebben.
-19-