25 november 1982 Ik moet zeggen voor diegenen die vinden dat de voorbereiding tot deze besluitvorming te gering is geweest, dat als ik zie wat er in deze tijd vanaf het moment dat de eerste theoretische voorstellen u hebben bereikt en tenslotte na de vakantie de zaak goed is gestart er buitengewoon hard is gewerkt door een ieder. Niet alleen door de raad, niet alleen door het college maar ook door al diegenen die inderdaad rechtstreeks getroffen worden in deze zaak. En zo hoort dat ook. Dat wij als het erop aankomt buitengewoon zorgvuldig te werk gaan. Ik constateer dat binnen gegeven mogelijkheden er zorgvuldig gewerkt is. Natuurlijk is het zo, dat er zorgvuldiger had kunnen worden gewerkt als er meer tijd was. Maar binnen de mogelijkheden die er zijn, dacht ik, kan dat het kriterium van de toets die daaraan moet worden gesteld volledig hebben. Een tweede punt wat ik wilde zeggen, er is door verschillende opgemerkt, alsof het college niet op de hoorzitting zou hebben willen reageren. Wij hebben in het college afgesproken, dat wij eerst nu deze ronde van de algemene beschouwing zouden afwachten. Die wordt afgesloten, zoals we ook met de fraktievoorzitters hebben besproken, met het indienen van amendementen op de verschillende onderdelen van met name de B-lijst en dat dan het college zich even zal terugtrekken. Zij heeft deze amende menten administratief reeds gekregen, zodat we straks goed en doorzichtig kunnen discussiëren, opdat er hier dan keurig het papier op tafel ligt. Wij zullen zorgen dat die discussie goed verlopen kan, technisch. Maar ook dat u dan hoort hoe het college reageert en ik zou willen vragen: Wilt u uw oordeel over het collegebeleid pas vellen als wij gereageerd hebben op die verschillende amendementen. Dan ziet u ook misschien in vloeden van hoorzittingen en dergelijke. Een derde punt wat ik zou willen zeggen is dit. Er wordt gesteld dat het welzijn teveel zou zijn gepakt. Ik wijs toch in eerste instantie op de brief, die we hebbeii gestuurd en waarin staat op blz. 6, dat de interne bezuinigingen, zoals dat dan genoemd werd in de informele raad f 1.300.000.bijna f 1.400.000.betreffen in de afgelopen tijd en dat de externe f 7.500.000.bedragen. Nou weet ik wel, dat met cijfers, mijnheer Van Gelder, ontzettend veel te doen is. Dat heb ik van u begrepen. Ik wil daarom die discussie niet nu verder voeren, want dat kost te veel tijd. Maar ik wijs erop dat wij toch wel van mening zijn dat er een zeker evenwichtige verdeling van de lasten is, waarbij voor ons als uitgangspunt heeft gediend: Elke zaak is bespreekbaar. Zoals met name de heer Onderlinden dat naar voren heeft gebracht. Voor ons geldt dan ook niet, mevrouw Allard, dat alle postjes onder de f 1.000.maar niet moeten worden aangepakt. Dat vinden wij inderdaad leiden tot een politiek van de botte bijl. Dat maar niet. Net zo min als wij de percentage methode, die u ook aanhangt en die mijnheer Visser heeft geintroduceerd hier, wensen te volgen. De heer Menne heeft daar al het nodige over gezegd. Dat dit n.1. ook de botte bijl is, erkent uzelf mevrouw Allard, want u zegt met de ene mond: "Umoet met 4% alles bezuinigen" en met de andere zegt u "dat jeugd, welzijn, milieu, natuurbescherming moeten worden ontzien". Dan zeg ik dat is dus met elkaar in strijd en daar begint u al uw bijl aan te scherpen en dat is ook goed. Ik wil het volgende tegen de heer Visser zeggen, als degene die juist probeert aandacht te vragen voor de cultuur en ik vind dat hij daar het volste recht voor heeft. Dat wil ik wel eens uitdrukkelijk hier zeggen. Maar ik zeg u, dat in benarde tijden er buitengewoon mooie kunst was en zinvol aan de kunst is gewerkt. Ik wijs u op de tijd van 40-45 hoe toen de dichtkunst bloeide. Het heeft dus niets te maken met economie, dat wil ik u maar uitdrukkelijk zeggen. - 16 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1981 | | pagina 253