16 december 1982
die we dan ook met de nodige korrel zout moeten nemen, voor 1984. We moeten
dit wel als richtlijn hanteren in het overleg met de muziekschool, omdat zij
ook moet weten waar ze aan toe is. Als in het overleg met de muziekschool
en de andere partners in de gemeenschappelijke regeling mocht blijken, dat
door de hele situatie nu net dat bedrag van 100.000,leidt tot een nega
tieve spiraalwerking waar de muziekschool geen enkele baat bij heeft, vind
ik dat wij als college de verantwoordelijkheid hebben om U in een vroegtijdig
stadium daarvan op de hoogte te stellen. Net zoals we dat hebben afgesproken
ten aanzien van de voorstellen voor 1983 aangaande het overleg, zal U dan
tijdig moeten worden geïnformeerd en de mogelijkheid moeten hebben om uw
beleid, wat U in eerste instantie hebt uitgezet, te herzien, gezien de gege
vens uit het overleg die U dan heeft. Hoe dat uitvalt kan ik op dit moment
nog niet zeggen natuurlijk.
Heer VISSER Als wij raadsvoorstellen die voor ons liggen met een korrel
zout moeten nemen, zoals de heer Kingma zegt, dat zitten we op een hellend
vlak.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen, met de aantekening
dat de heer Visser wordt geacht tegen gestemd te hebben.
13. Voorstel tot goedkeuring van de jaarrekening 1981 van de Stichting Openbare
Bibliotheek Soest en tot vaststelling van de kostenvergoeding over 1981.
Dit voorstel wordt zonder discussie en zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
14. Voorstel tot vaststelling van een nieuwe uitkerings- en pensioenverordening
wethouders der gemeente Soest.
Heer VERHEUS Voor de raadsvergadering van 18 november jl. heeft onze fraktie
een amendement ingediend inzake dit raadsvoorstel. Ik dacht dat het amendement
weinig aan duidelijkheid te wensen overliet, maar in die raadsvergadering
bleek toch dat men er toch wel prijs op stelde om van dit geheel een finan
cieel plaatje te krijgen en het dus te verwijzen naar de financiële commis
sie. Dat voorstel is door het college overgenomen en het is in de financiële
commissie geweest. Het zal U niet verbazen, dat wij het door ons ingediende
amendement handhaven. Dat wil niet zeggen, dat het financiële plaatje ons
niet heeft overtuigd. Het heeft ons zelfs nog gesterkt in onze visie. Laat
ik het standpunt van mijn fraktie met betrekking tot dit agendapunt en in
het bijzonder met betrekking tot het door ons ingediende amendement trachten
kort en duidelijk weer te geven.
1. De door het college voorgestelde wijziging van de uitkerings- en pensioen
verordening voor wethouders betekent een positieverbetering, welke in de
huidige tijd door ons onaanvaardbaar geacht wordt.
2. De oude regeling sluit bovendien beter aan bij de regeling die voor burge
meesters geldt.
3. De raadsleden hebben 20% van hun vergoeding ingeleverd en waarom moet dan
de regeling voor wethouders verbeterd worden. Als we met de mond belijden dat
we bezuinigen moeten dan zullen we het ook met een daad waar moeten maken.
De door U voorgestelde verbetering steekt erg schril af bij de gang der rege
lingen in het bedrijfsleven. Ik zeg niet dat je die vergelijking altijd door
kunt trekken, maar ik noem hem toch. Om dan nog maar te zwijgen van die velen
ook binnen onze gemeente, die na zes maanden W.W. en twee jaar W.W.V. vervol
gens in de R.W.W. terechtkomen en terugvallen op het absolute minimum. Dat
alles bij elkaar nemende, mijnheer de voorzitter, handhaven wij ons amendement,
zij het dat die tijdvakken niet direkt beslissend zijn. Essentieel is, denk ik,
de kortingsregeling en die willen wij in ieder geval gehandhaafd zien, zoals
die was.
Ingediende amendement
UITKERINGSDUUR (art. 2)
Gelijk aan het tijdvak waarover belanghebbende laatstelijk zonder wezenlijke
onderbreking wethouder is geweest, doch
min. één jaar
max. zes jaren.
-14-