21 januari 1982
In het geval van maneges wordt al gauw gesteld, dat die niet thuishoren
in gebieden met agrarische bestemming dat is een standpunt waarvoor wij
in het algemeen wel begrip hebben, maar een feit is dat je bij maneges
de dieren nog wel op en om het erf kunt aantreffen, hetgeen bij een
fokvarkensbedrijf niet het geval is. In een gebouw dat dient voor het
fokken, telen, veredelen of vetmesten van dieren - waarvan je aan de
buitenkant dat er helemaal niet vanaf ziet, het zou net zo goed een
drukkerij kunnen zijn - zijn wij van mening dat een dergelijk bedrijf
eerder zou thuishoren in een gebied met industriële bestemming, dan
in een agrarisch gebied. Ook al is er historisch gezien wel sprake van
agrarische oorsprong. Om deze technische reden, maar ook omdat Progres
sief Soest weinig sympathie heeft voor het principe van de bio-industrie
is mijn fraktie helemaal tegen dit voorstel.
Heer VAN POPPELEN Ik wil mijn standpunt duidelijk stellen en heb weinig
behoefte om in discussie te gaan met de heer Nuijten. Dat wordt ook
van mij verwacht, omdat dergelijke ondeskundigheid hier naar voren
wordt gebracht. Fokvarkens gaan niet naar een slachterij en hebben
duidelijk een heel andere bestemming als de heer Nuijten stelt. Wan
neer hij stelt, dat dit geen landbouw is moet ik zeggen, dat dit duide
lijk onderdeel is van de nederlandse landbouw. Wanneer wij gaan bekijken
wat wij bijdragen aan de export is dat voor Nederland zeer veel. Ik
begrijp hem helemaal niet als hij over het welzijn van het dier praat.
Welk verschil is er dan wanneer je werkelijk op een agrarisch bedrijf
varkens houdt of op een industrieterrein. Ik dacht zo, dat het op een
industrieterrein helemaal gevaarlijk is en ik zie daar ook geen ver
schil in. Ik weet, dat er in den lande - gelukkig neemt dat aantal af
en wordt er niet meer veel over gesproken - bio-industrie is. Maar
wanneer we nu in Soest kijken, dan praten we hier over veredelingsbe-
drijven want zover als mij bekend is zal er niet één bedrijf zijn in
Soest, die een volwaardige arbeidskracht heeft in de veredeling. Het is
praktisch overal een aanvullende tak voor de andere veehouder!jtakken.
Als je over industrie praat wanneer er voor 3/10 arbeid is, dan weet
ik niet meer waar we mee bezig zijn. Dank U wel.
Heer MENNE Het is zo, dat wij wat de aanvraag ook is, moeten toetsen
aan het bestaande bestemmingsplan. Er zijn bestemmingsplanbepalingen,
die spreken van agrarisch bedrijf. Dit is een onderdeel van het agrarisch
bedrijf en als zodanig is het op dit moment ten opzichte van het be
stemmingsplan een ontwikkeling die niet afgevangen wordt door detailbe
palingen in zo'n bestemmingsplan. Als de heer Nuijten terzake opmerkingen
wil maken en ze ook doel wil laten treffen, dan moet het ook daar zijn
waar wij een bestemmingsplan maken. Ik geloof, dat het nu een aanvraag is
bij een bepaald vigerend bestemmingsplan, dus daaraan moeten wij toetsen.
Daar staat agrarisch bedrijf, zonder in onderdelen gezegd wat er is
toegestaan. In dat opzicht klopt deze aanvraag met de bepalingen in het
bestaande bestemmingsplan aan de Wieksloot.
Heer NUIJTEN Als de heer van Poppelen het heeft over liefderijk behande
len van dieren slaat dat op onze opvatting, dat wij weinig sympathie heb
ben voor dit soort industrieën en niet zo zeer op - zoals ik het noem -
het technische punt of het al dan niet in die bestemming thuishoorde. Ik
denk, dat hij dat verkeerd heeft begrepen. Het afvoeren naar een slacht
huis bracht ik niet zozeer in relatie tot dit bedrijf, maar in het alge
meen bedrijven waar gefokt, geteeld, veredeld of vetgemest werd. Die
deskundigheid is denk ik een kwestie van goed luisteren, maar daar kunnen
we het wel eens onder vier ogen over hebben.
Heer KINGMA Het gaat eigenlijk om hetzelfde punt. Ik heb ook op dezelfde
wijze als de heer Nuijten gekeken of er sprake was van bio-industrie. En
omdat „r in dit geval geen sprake is van bio-industrie ga ik met dit
voorstel akkoord. Indien er sprake zou zijn geweest van overduidelijke